Geen bemiddelingsfee van één miljoen gulden voor ontwikkeling supermarktvastgoed

Door Gepubliceerd Op: 24-10-2014Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Op 13 oktober 2014 is gepubliceerd dat het gerechtshof te Amsterdam op 22 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1414) een uitspraak gedaan heeft over de vordering van een bemiddelaar tot betaling van de afgesproken bemiddelingsfee van één miljoen euro in verband met de verwerving van supermarktvastgoed teneinde er een Albert Heijn te vestigen.

Ahold (althans haar groepsmaatschappij Ahold Europe Real Estate & Construction B.V.) heeft in het jaar 2000 met een bemiddelaar een overeenkomst gesloten op basis waarvan de bemiddelaar een vergoeding zou toekomen van een miljoen gulden, indien Ahold gemeentelijke toestemming heeft voor de realisatie van een supermarkt Vierhavenstrip te Rotterdam van circa 3.500 m2 (bedrijfsvloeroppervlak, ook wel “bvo”) en circa 300 tot 400 parkeerplaatsen, nader gespecialiseerd in een bepaald bouwplan.

Ahold is in de periode augustus 2000 tot medio 2002 doende geweest met het ontwikkelproject. Gezien de onzekerheid of Ahold toestemming zou krijgen van de gemeente Rotterdam voor de realisatie van een door haar gewenste supermarkt, heeft Ahold zich teruggetrokken. Nu er geen bouwvergunning verleend is, had de rechtbank de vordering van de bemiddelaar afgewezen, welk oordeel door het gerechtshof bekrachtigd wordt. Het beroep van de bemiddelaar op ongerechtvaardigde verrijking en op het recht op een redelijke bemiddelingsbeloning worden eveneens afgewezen, nu Ahold niet zou zijn bevoordeeld en er evenmin door de bemiddeling een overeenkomst tot stand gekomen is tussen Ahold en de gemeente.

Uit het gepubliceerde arrest blijkt dat overwogen is dat Ahold op de desbetreffende locatie in 2011 bedrijfsruimte ten behoeve van een supermarkt gehuurd heeft. Echter, uit algemene bronnen is bekend dat er in de tussentijd nog wel meer relevants gebeurd is. Mogelijk dat dit wel in de procedure aan de orde kwam, maar zulks blijkt niet uit de gepubliceerde uitspraak.

Uit een uitspraak van de Raad van State van 14 juli 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN1069) over de ontwikkeling van deze supermarktlocatie, blijkt namelijk dat er op 17 juni 2008 een bestemmingsplan vastgesteld is, waarbij de mogelijkheid geschapen is van de vestiging van één supermarkt met een bvo van 3.000 m2. Verder blijkt dat reeds voor het moment van vaststelling van het bestemmingsplan een overeenkomst is gesloten tussen Dura Vermeer B.V., de projectontwikkelaar van het plangebied, en Ahold Vastgoed B.V. en Albert Heijn B.V. omtrent de vestiging van een Albert Heijn XL in het plangebied. Het is dus niet zo dat Ahold na 2002 niets meer gedaan heeft en in 2011 uit het niets een huurovereenkomst sloot ter zake de supermarktlocatie.

Uit deze uitspraak blijkt wel de enorme belangen die met de verkrijging van supermarktvastgoed gemoeid zijn. Daarnaast blijkt dat ook bij dergelijke geschillen het van uitermate groot belang is het feitencomplex nauw uiteen te zetten. Echter, dat is nog geen garantie voor een gewonnen zaak.

 

Mr A.W. Dolphijn  – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Artikel Franchise+ – “Franchisegever hanteert “afgeleide formule” (zonder dat hij het weet)” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 9 september 2020

Tal van franchisegevers zullen zich niet bewust zijn van het gegeven dat zij een “afgeleide formule” gebruiken zoals bedoeld in de Wet franchise.

Door Alex Dolphijn|09-09-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – Drie voorwaarden bij het recht op klantenvergoeding voor de agent bij de beëindiging van de agentuurovereenkomst – d.d. 26 augustus 2020

Bij de agentuurrelatie tussen een agent en een opdrachtgever (de principaal) leggen partijen hun samenwerkingsafspraken vast in een agentuurovereenkomst. Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst

Door mr. C. Damen|26-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – “Wanneer geldt de exhibitieplicht voor het overleggen de franchiseovereenkomst?” d.d. 17 augustus 2020

Geldt de exhibitieplicht voor het tonen van een (franchise)overeenkomst in een procedure, wanneer de procespartijen niet in rechtsbetrekking staan tot de (franchise)overeenkomst?

Door mr. C. Damen|17-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Informatieverplichtingen van de beoogd franchisenemer onder de Wet franchise” – d.d. 7 augustus 2020 – mr. A.W. Dolphijn

Alhoewel de Wet franchise tot doel heeft franchisenemers te beschermen tegen franchisegevers, zijn er ook een aantal verplichtingen voor franchisenemers bepaald.

Ga naar de bovenkant