Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

Wat mag wel en wat mag niet?

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen. Dat vloeit voort uit het Europees mededingingsrecht. Beperkingen daarop zijn niet rechtsgeldig.

Recentelijk heeft het hof Den Bosch geoordeeld dat een dealer van fietsen die zijn fysieke winkels sloot en nog uitsluitend via Internet zijn fietsen aan de man bracht, daarmee niet tekortschoot in de nakoming van de dealerovereenkomst, nu voorzien was in afhaalpunten en serviceverlening. De uitspraak laat onverlet dat partijen wel kunnen overeenkomen dat tenminste één fysiek vestigingspunt dient te worden aangehouden.
In de civiele rechtspraak is recentelijk ook geoordeeld dat indien de franchisegever een website voor zichzelf exploiteert hij zijn franchisenemers moet faciliteren datzelfde te kunnen doen.  De zorgplicht kan aldus met zich meebrengen dat de franchisegever niet als alleen als concurrent van het internet gebruikt maakt, maar zijn franchisenemers ook ondersteunt in verkopen via internet.

Wel mag de franchisegever voorwaarden stellen aan de kwaliteit van de website van de franchisenemer. Die voorwaarden dienen objectief te zijn en op voorhand kenbaar te zijn. Uiteraard mogen die kwaliteitseisen niet onnodig ver doorschieten, waardoor vrij gebruik van internet indirect alsnog wordt bemoeilijkt.

Indien in de franchiseketen sprake is van rayonexclusiviteit kan de franchisenemer wel worden verboden via internet en/of sociale media actieve verkoopinspanningen te plegen in rayons van andere franchisenemers. Het enkele gebruik van een website wordt echter niet als zodanig gezien, maar het sturen van e-mails of gerichte acquisitie wel. Indien klanten uit het ene rayon via de website tot aankoop willen overgaan bij de franchisenemer uit het andere rayon kan dat dus niet worden verboden, doordat deze klant zou moeten worden doorgeleid. Tevens mag het aantal verkopen via internet niet tot een maximum worden beperkt.

Uit de rechtspraak blijkt eveneens dat de franchisenemer niet kan worden verplicht om voor verkopen via internet een ander prijsbeleid te moeten voeren. Ook dat wordt beschouwd als een indirecte beperking op het recht om eventueel naast de website van de franchisegever via een eigen website de goederen en/of diensten aan de man te brengen.

De vraag in hoeverre de franchisegever in strijd handelt door zijn franchisenemers concurrentie aan te doen door zelf internetverkopen te plegen, valt in zijn algemeenheid niet te beantwoorden. Dit is sterk afhankelijk van de afspraken die partijen hebben gemaakt en de zorgplicht van de franchisegever jegens zijn franchisenemers. De Nederlandse Franchise Code verplicht de franchisegever in ieder geval afspraken te maken over e-commerce activiteiten. In de meeste gevallen leidt dat tegenwoordig ook, binnen de kaders als hiervoor genoemd, tot een goede samenwerking die de formule versterkt.

mr.  J. Sterk – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar sterk@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Waarom hoofdelijke aansprakelijkheid bv naast privé?” – d.d. 7 januari 2020 – mr. A.W. Dolphijn

Van franchisenemers wordt vaak gevraagd de franchiseovereenkomst mede te ondertekenen, naast hun franchise bv. Soms weigeren franchisenemers dat en wordt de franchiseovereenkomst niet getekend.

Ludwig & Van Dam Advocaten staat franchisenemers Sandd bij: Franchisenemers Sandd vechten postmonopolie aan voor de rechter – d.d. 12 november 2019 – mr. A.W. Dolphijn

De Vereniging Franchisenemers van Sandd (VFS) vecht bij de rechtbank in Rotterdam het besluit aan van staatssecretaris Mona Keijzer om de postfusie tussen PostNL en Sandd goed te keuren.

Door Alex Dolphijn|12-11-2019|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Franchisenemer klem door concurrentiebeding? – d.d. 21 oktober 2019 – mr. A.W. Dolphijn

De rechtbank Oost-Brabant heeft beslist dat een franchisenemer bij tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst toch gehouden was aan het opgenomen concurrentieverbod.

Koppeling franchiseovereenkomst en huurovereenkomst onzeker? – d.d. 14 oktober 2019 – mr K. Bastiaans

Het is binnen een franchiserelatie geen uitzondering dat partijen overeenkomen dat de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Door mr. K. Bastiaans|14-10-2019|Categorieën: Franchise-kenniscentrum/ Nationale Franchise- en Formulebrief-publicaties|

Beëindiging franchiseovereenkomst bij wijzigingen in gehuurde winkelruimte – 27 september 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Opzegging van een franchiseovereenkomst in het licht van het substantieel wijzigen van de gehuurde winkelruimte.

Ga naar de bovenkant