Garantieregelingen franchisenemers
In franchise-overeenkomsten is nog al eens bepaald dat franchisenemers onderling instaan voor garanties van diverse produkten. Indien de klant in een vestiging in Horn een radio koopt kan hij met een defect naar een collega-franchisenemer in Roermond. Een dergelijke regeling is begrijpelijk vanuit de dienstverleningsgedachte jegens de consument. Immers, de kracht van de keten ligt bij de uniformiteit en het vertrouwen dat de consument in de keten mag hebben. Dit brengt met zich mee dat de klant overal en altijd voor hetzelfde (probleem) terecht moet kunnen.
De vraag is echter of een dergelijke regeling altijd wel even wenselijk en werkbaar is. In de praktijk levert de goedbedoelde regeling de nodige complicaties en rompslomp op. Onderlinge verrekeningen tussen franchisenemers, verrekeningen via de franchisegever, administratieve balast, etcetera; het zijn allen problemen waar mee gekampt wordt. De nieuwe wet op de consumentenkoop concretiseert en verruimt de mogelijkheden voor consumenten met betrekking tot garantieregelingen aanzienlijk. Dit kan met zich meebrengen dat franchisenemers pas na geruime tijd worden geconfronteerd met een defect aan een produkt dat in een andere franchisevestiging is gekocht. Thans overwegen diverse franchise-organisaties over te gaan tot een versobering van de onderlinge garantieregeling, inhoudende dat de consument slechts nog terecht kan bij de winkel waar het produkt is gekocht. De achterliggende gedachte vloeit voort uit de hierboven geschetste nadelen.
In deze is van belang wat de aard van de produkten van de franchise-organisatie zijn. De wenselijkheid, haalbaarheid en toepassing van de onderlinge garantieregeling verschilt immers sterk per produkt. Bij kleding is een absoluut te honoreren garantie, inhoudende dat het produkt zonder meer kan worden teruggeven, waarbij de betaling wordt geretourneerd, een geheel andere situatie dan bij wit- en bruingoed. Voor mankementen aan bijvoorbeeld een DVD-speler bestaan in de praktijk doorgaans centrale meldpunten, alwaar het gebrek wordt beoordeeld en verholpen. In beide situaties ontstaat een verschillende administratieve en logistieke afwikkeling. Dit brengt met zich mee dat het zeker niet zo is dat in zijn algemeenheid de hier en daar opgelddoende tendens tot versobering van onderlinge garantieregelingen zonder meer wenselijk is. In tegendeel, de kracht van de keten naar de consument blijft immers dat de klant overal met zijn probleem terecht moet kunnen. Het feit dat de wet op de consumentenkoop de garantieregelingen op onderdelen verduidelijkt en verruimt, maakt dit op zich niet anders. De nieuwe wet is op zich dus geen argument tot wijziging van het beleid in de franchise-organisatie in kwestie.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
Andere berichten
Standstill-periode beschermt de overenthousiaste franchisenemer
Standstill-periode beschermt de overenthousiaste franchisenemer De standstill-periode in de ...
Schending precontractuele informatieplicht bij franchise
In kort geding heeft de rechtbank Den Haag op 1 ...
Wel degelijk schending standstill-verplichting.
In een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 mei ...
Geen schending standstill-verplichting
De rechtbank Noord-Nederland heeft in een vonnis van 21 februari ...
Belgische ministerraad neemt besluit aan ter bescherming van zelfstandig supermarktondernemers
Oppermachtige supermarktorganisaties Mede door de recente verzelfstandiging van (Ahold Delhaize) ...
Matiging boete vanwege ‘machtspositie’ franchisegever
Matiging boete vanwege ‘machtspositie’ franchisegever In een recent arrest ...