Franchisevergoedingen

Mr D.L. van Dam – Franchise advocaat 

Een voor zowel franchisenemer als franchisegever buitengewoon belangrijk onderwerp dat steevast in de franchise-overeenkomst is opgenomen, betreft de franchisevergoedingen, veelal aangeduid met de term franchisefee. In de praktijk komen diverse methoden voor om de hoogte en grondslag van die fee vast te stellen. De fee kan bijvoorbeeld worden uitgedrukt in een percentage van de omzet, in een percentage van de totale inkoop van de franchisenemer of in een vast bedrag. Het onderscheid tussen bruto- en netto-begrippen kan daarbij ook nogal eens verschil uitmaken. 

In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat de ene berekening “beter” is dan de andere. De wijze van feeberekening is sterk branche-afhankelijk. Wat in de ene franchise-organisatie als volstrekt redelijk en gebruikelijk kan worden bestempeld, zou in een andere franchise-organisatie als totaal ontoelaatbaar kunnen gelden. Er is echter wel één grootste gemene deler die als toetssteen tegen alle methoden van feeberekening kan en dient te worden aangelegd: de franchisenemer dient, met inachtneming van de gehele financiele structuur van zijn onderneming, ook na integrale voldoening aan zijn feeverplichtingen jegens de franchisegever voldoende marge over te houden om in de eerste plaats aan zijn overige verplichtingen te kunnen voldoen, en in de tweede plaats een in de betrokken branche gebruikelijk en acceptabel ondernemersinkomen te kunnen genereren.

Het bovenomschreven criterium zal in veel gevallen reeds bij de financieringsaanvraag bij de bank aangesneden worden. Het door de franchisenemer in dat kader aan te leveren businessplan zal vanzelfsprekend de feeverplichtingen omvatten. Alsdan zal de bank in eerste instantie verifiëren of deze verplichtingen in overeenstemming zijn met de voorziene omzetten en resultaten van de betrokken onderneming. Is de franchisegever aangesloten bij de Nederlandse Franchise Vereniging, dan zal ook die vereniging een kritisch oog hebben laten gaan over de feeverplichtingen, met name afgezet tegen hetgeen de franchise-organisatie daarvoor als wederprestatie biedt. Daar wordt overigens geraakt aan een wat meer diffuus onderwerp: in de praktijk wordt door franchisenemers nog al eens geklaagd dat het dienstenpakket van de franchisegever niet in overeenstemming is met de hoogte van de feeverplichingen. Natuurlijk kan daaruit een probleem ontstaan voor een franchisegever wanneer zou blijken dat deze niet nakomt wat tussen franchisenemer en franchisegever is afgesproken. Komt de franchisegever de franchise-overeenkomst echter adequaat na, dan dient in eerste instantie toch te worden teruggegrepen op het beginsel van contractsvrijheid. Geen wet of rechtsregel verzet zich tegen het afspreken van een, in de ogen van de betrokken franchisenemer, hoge feeverplichting.

Mede in het licht van het bovenstaande is het daarom voor alle betrokken partijen zo belangrijk om vooraf na te gaan of de feeverplichtingen in een juiste verhouding staan tot de financiële structuur in den brede van de franchise-onderneming, bij voorkeur vóór contractsluiting. Rijzen daarover bij de aanstaande franchisenemer vragen, dan ligt het in de rede dat hij deze aan zijn potentiële franchisegever voorlegt. Op dat moment kan, bij gebreke van overeenstemming op dit punt, er nog voor worden gekozen de overeenkomst niet aan te gaan of de feeverplichtingen in overeenstemming te brengen met de wensen van de franchisenemer. Na het zetten van de handtekening ligt dat alles aanmerkelijk genuanceerder. 

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

De herstructurering binnen de formules van Intergamma in juridisch perspectief

De juridische werkelijkheid is soms weerbarstiger dan de feitelijke. De geruchtmakende kwestie bij Intergamma is daar een mooi voorbeeld van.

Non-concurrentiebeding bij verkoop franchiseonderneming

Hoe scherp dient een non-concurrentiebeding te zijn bij de verkoop van een franchiseonderneming aan de franchisegever? Die vraag was aan orde in een geschil waarin de rechtbank Gelderland op

Franchisegever faalt met beroep op non-concurrentiebeding

Alhoewel een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst geldig geformuleerd is, kan er toch een situatie ontstaan die dermate diffuus is dat de franchisegever er geen beroep op kan doen.

Overnames en franchisenemersbelang

Het zal niemand zijn ontgaan, zeker het laatste jaar kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de Nederlandse economie zich weer fors in de lift bevindt.

Welke rechter bij huur- en franchiseovereenkomst?

Welke rechter is bevoegd te oordelen over een samenhangende huur- en franchiseovereenkomst?

Ga naar de bovenkant