Franchisenemers die procederen namens een ontbonden en/of failliete vof –
Als de franchisenemer een vof is en de vof wordt ontbonden, kan er dan nog wel geprocedeerd worden? En wat als een van de vennoten failliet is?
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 15 juni 2016 in een tweetal zaken (ECLI:NL:RBZWB:2016:3732 en ECLI:NL:RBZWB:2016:3723) tegen dezelfde franchisegever, verhelderend uiteengezet wanneer er namens een ontbonden vof (vennootschap onder firma) geprocedeerd kan worden.
De situaties in beide rechtszaken zijn vergelijkbaar. Twee mensen hadden samen in de vorm van een vof als franchisenemer een franchiseovereenkomst gesloten. Nadat de vof ontbonden is, starten de twee vennoten samen een procedure tegen de franchisegever. In de ene kwestie ( ECLI:NL:RBZWB:2016:3732) was tevens aan de orde dat de vof gefailleerd was en de vennoten de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) was toegekend.
Een vof heeft geen rechtspersoonlijkheid. Zij is een bij overeenkomst aangegane rechtsverhouding strekkende tot de uitoefening van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam in een duurzaam samenwerkingsverband. Ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid wordt een vof in het rechtsverkeer behandeld als een zelfstandig rechtssubject met een afgescheiden vermogen dat zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen.
Met het ontbinden van een vof resteert een zogeheten vermogensrechtelijke gemeenschap. Deze gemeenschap dient vereffend te worden. Het optreden in de hoedanigheid van deelgenoten van een gemeenschap van een ontbonden vof, en dus niet in de hoedanigheid van vennoot, is beslist mogelijk. Op grond van artikel 3:171 BW geldt dat in beginsel iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de – in dit geval ontbonden, maar nog wel bestaande – gemeenschap. Kortom, de enkele omstandigheid dat een vof is ontbonden, maakt niet dat er geen succesvolle procedure gestart kan worden.
Het voorgaande verklaart mede dat een vof, hoewel zij geen rechtspersoonlijkheid heeft, als zodanig failliet kan worden verklaard. Het faillissement van een vof impliceert overigens geen faillissement van de vennoten. Zie ook HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251.
Op grond van artikel 25 Fw jo artikel 68 Fw is slechts de curator, na machtiging van de rechter-commissaris, bevoegd rechtsvorderingen die betrekking hebben op rechten van de boedel van de ontbonden vof in te stellen. Het procederen namens een failliete vof is dus in beginsel dus voorbehouden aan de curator. De vennoten kunnen dan geen procedure starten.
Alhoewel een deelgenoot in een ontbonden gemeenschap van een vof bevoegd zou zijn om te procederen, als de vof niet failliet zou zijn, geldt dat een vennoot dat niet kan als ten aanzien van deze vennoot de WSNP van toepassing verklaard is. Ook ten aanzien daarvan geldt dat op grond van artikel 313 Fw jo artikel 25 Fw slechts hun bewindvoerder gerechtigd is een rechtsvordering in te stellen, na toestemming van de rechter-commissaris.
Uit het voorgaande blijkt dat als een franchisenemer een vof is en de vof ontbonden is, er in beginsel door de vennoten als deelgenoten tot de gemeenschap geprocedeerd kan worden. Is de vof failliet, of de betreffende deelgenoot failliet of toegelaten tot de WSNP, dan kan dat in beginsel niet.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
![](https://ludwigvandam.megaconcept.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min-400x222.jpg)
Andere berichten
Supermarktbrief – 5
Verwerving supermarktlocatie door opzegging huurovereenkomst ten koste van zittende huurder mag van Hoge Raad.
Verwerving supermarktlocatie door opzegging huurovereenkomst ten koste van zittende huurder mag van Hoge Raad
Op 25 april 2014 heeft de Hoge Raad ten tweede male bevestigd dat de wachttijd van drie jaar bij opzegging van de huurovereenkomst winkelruimte wegens dringend eigen gebruik na koop van het onroerend
Eenzijdige collectieve fee-verhoging door franchisegever ongeoorloofd
In een belangwekkende uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 april 2014, lag de vraag voor of een franchisegever een verhoging van een bijdrage mocht doorvoeren.
Belangen Vereniging Franchisenemers Nederland (BVFN) voert nader overleg met de Minister
Op 16 april 2014 heeft het al aangekondigde gesprek tussen de Belangen Vereniging Franchisenemers Nederland (BVFN), en het Ministerie van Economische Zaken plaatsgevonden.
Exoneratie zorgplicht bij prognose franchisegever
In een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 april 2014, kwam de interessante vraag aan de orde of een samenwerking als franchise gekwalificeerd diende te worden.
Concurrentiebeding sneuvelt in kort geding
Onlangs oordeelde de voorzieningenrechter te Rotterdam dat een franchisenemer niet gehouden was aan het in de franchiseovereenkomst opgenomen concurrentiebeding.