Het lijkt onontkoombaar dat de wereld afstevent op een recessie. Niemand kan voorspellen hoe diep of langdurig deze zal zijn, doch dat het economisch tegenzit, lijdt geen twijfel. Die omstandigheid heeft ook zijn uitwerking op de franchisebranche. In de praktijk blijkt dat franchisenemers de gevolgen van de economische neergang merken, doch ook franchisegevers. Met name dat laatste, franchisegevers in moeilijkheden, leidt tot veelal lastige situaties, die op vele partijen van invloed kunnen zijn. Te denken valt dan aan de financierende banken, met wie de franchisegever veelal een arrangement heeft, leveranciers, verhuurders en niet in de laatste plaats de franchisenemers. In het geval van kredietarrangementen, onderhuurrelaties en leveranciersrelaties is het immers zo dat de franchisenemer in zijn bedrijfsvoering, ondanks het gegeven dat hij een zelfstandig ondernemer is, toch in hoge mate afhankelijk is van het wel en wee van zijn franchisegever.

Valt, populair gezegd, een franchisegever om, dan kan, in het licht van het vorenstaande, dat grote gevolgen hebben voor de bancaire financiering van de franchisenemers. Voorts kan het lot van de huurovereenkomst van de franchisenemer op zijn minst onzeker worden en kan een en ander leiden tot het stopzetten van de leveranties van de zijde van de contractleveranciers en aanmerkelijk ongunstiger inkoopcondities voor de franchisenemer wanneer deze elders inkoopt. Het is voor de franchisenemer derhalve zaak zich op al deze gebieden uitermate sterk bewust te zijn van zijn positie. In zijn algemeenheid geldt dat natuurlijk, doch in het bijzonder wanneer het rommelt aan de horizon. Onder omstandigheden kan het het overwegen waard zijn de franchiseovereenkomst voortijdig te beëindigen, teneinde op die manier te trachten verschoond te blijven van de meest ingrijpende gevolgen van een eventueel faillissement van de franchisegever. Hoe dan ook is het zaak in dit soort situaties tijdig extern advies in te winnen, indien mogelijk in collectief verband, tezamen met de andere franchisenemers van de betrokken franchisegever derhalve.

Meer concreet is het met name zinvol stil te staan bij de beëindigingsbepalingen in de franchiseovereenkomst en hetgeen deze vastleggen omtrent de mogelijkheid van (tussentijdse) beëindiging in geval van faillissement of staking van de bedrijfsactiviteiten van de franchisegever. Hetzelfde dient te worden nagegaan bij de onderhuurovereenkomst, zo deze er is. Van groot belang is voorts in dat kader het eventueel in de franchiseovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding en de vraag in hoeverre dat van toepassing blijft na een faillissement of liquidatie van de franchisegever. Van groot belang te dezen is dat het non-concurrentiebeding niet automatisch vervalt na faillissement en dat een curator van een failliete franchisegever daar in voornoemde gevallen nog wel degelijk rechten, dan wel vorderingen, aan kan ontlenen.

Voorts is het zaak in geval van zwaar weer bij de franchisegever tijdig met de financierende bank overleg te plegen en, indien mogelijk, alternatieve financieringsvoorzieningen te treffen. Dat laatste geldt ook voor leveranties: hoewel tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst vreemd inkopen over het algemeen niet is toegestaan, en aan dat verbod natuurlijk niet dient te worden getornd, kan een déconfiture van de franchisegever nopen tot tenminste het onderzoeken van alternatieve kanalen.

Ten slotte zij nog opgemerkt dat het in de praktijk veelvuldig voorkomt dat wanneer een franchisegever in moeilijkheden verkeert, de reactie van (een deel van ) de franchisenemers is om automatische betalingen te storneren en ook andere financiële verplichtingen op te schorten. Dat is in zijn algemeenheid geen aanbevelenswaardige marsroute: dergelijke acties bespoedigen veeleer het faillissement van een franchisegever, dan dat deze verbetering in de samenwerking teweeg brengen. Zou een franchisegever (mede) als gevolg van een dergelijke handelswijze van franchisenemers’ zijde failleren, dan lopen de franchisenemers bovendien het risico dat de curator de verantwoordelijkheid voor het faillissement toedicht aan de franchisenemers, met allerlei moeizame aansprakelijkheidsdiscussies en risico’s tot gevolg.

De conclusie van dit alles: ken uw positie.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

De bedrijfsleider (werknemer) die franchisenemer wordt – fictieve dienstbetrekking?

Op 14 december 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2016:11031 (Werkneemster/Espresso Lounge) zich gebogen over de situatie waarbij een werkneemster een

De Hoge Raad stelt zware eisen aan franchiseprognoses

Een uitspraak van de Hoge Raad van vrijdag jl. werpt nieuw ligt op het verstrekken van winst- en omzetprognoses aan aspirant-franchisenemers.

Door Ludwig en van Dam|28-02-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Inbreuk op exclusief verzorgingsgebied door franchisegever in verband met formulewijziging d.d. 27 februari 2017

Op 30 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2017:688 (Intertoys/franchisenemer) de vraag voorgelegd gekregen hoe omgegaan moet worden met het

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Ga naar de bovenkant