Franchisegever blijft aansprakelijk voor onjuiste prognose
Zeer recent heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een kwestie tussen een franchisenemer en Otto Simon, moederbedrijf van de franchiseformule Top 1 Toys (ECLI:NL:RBOVE:2016:2172).De vraag die centraal stond is of het afgegeven cijfermateriaal kan worden gekwalificeerd als een prognose en vervolgens of deze prognose onzorgvuldig en ondeugdelijk was. Tevens wordt uitgebreid ingegaan op de vraag wanneer een samenwerkingsovereenkomst gekwalificeerd dient te worden als een franchise-contract. In de uitspraak wordt naadloos aangesloten bij eerder binnen de rechtspraak geformuleerde uitgangspunten.
Of een samenwerkingsovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een franchiseovereenkomst is afhankelijk van de in dit contract opgenomen elementen. Dat het woord ‘franchise’ niet in het contract voorkomt doet daar niet aan af. De rechtbank herhaalt de reeds door de Hoge Raad geformuleerde definitie, voorvloeiende uit de EG-verordening (4087/88). Daarnaast worden verschillende elementen aangehaald welke onder andere invulling geven aan deze definitie.
De rechtbank kwalificeert de samenwerkingsovereenkomst als een franchiseovereenkomst en hierbij wordt van belang geacht dat in het contract wordt genoemd dat knowhow wordt beschermd. Ook de in het contract opgenomen verplichting om de winkel aan te passen, in te richten en uit te rusten overeenkomstig de richtlijnen van Otto Simon wijst op een franchiserelatie. De landelijke reclame- en promotiecampagnes en de rekening-courantverhouding met een machtiging van automatische incasso ondersteunen dat sprake is van een franchiseovereenkomst. Kortom, ondanks dat een samenwerking anders wordt genoemd, kan wel degelijk sprake zijn van een franchiseovereenkomst wanneer aan hiervoor besproken elementen wordt voldaan.
Naast de kwalificatie van de franchiseovereenkomst wordt tevens ingegaan op de vraag of sprake is van een prognose. Otto Simon stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een prognose omdat sprake zou zijn van een zogenaamde ‘taakstelling’. Otto Simon stelt dat zij aan franchisenemer geschatte omzetten heeft afgegeven met betrekking tot wat de franchisenemer aan omzet zou moeten behalen om een bepaalde winst te realiseren, dit zou geen omzetverwachting betreffen.
De rechtbank volgt deze stelling van Otto Simon niet. De vermelding dat een bepaalde omzet behaald moet worden om een bepaalde winst te behalen, impliceert dat die omzet ook behaald kan worden, zo bepaalt de rechtbank. De vermelding van de term ‘taakstelling’ doet daar niet aan af. Er is dus wel degelijk sprake van een prognose. Ook hier geldt, je kan gebruik maken van andere terminologie, maar als uit de feiten blijkt dat wel degelijk sprake is van een prognose, dan wordt deze ook zo gekwalificeerd, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Vaststaat dat sprake is van een franchiseovereenkomst en dat sprake is van een afgegeven prognose. Of de afgegeven prognose daadwerkelijk ondeugdelijk is kan door de rechtbank nog niet worden vastgesteld. Beide partijen hebben een rapport in het geding gebracht waaruit de haalbaar geachte omzetten volgen. De uitkomsten in beide rapporten zijn echter dusdanig verschillend dat een gerechtelijk deskundige zal moeten worden ingeschakeld ten behoeve van de nadere advisering. De rechtbank stelt wel vast dat de afgegeven prognose van Otto Simon substantieel afwijkt van de in werkelijkheid behaalde resultaten. Nu nergens uit blijkt dat sprake is geweest van een vestigingsplaatsonderzoek of marktonderzoek en de cijfers niet zijn onderbouwd en op korte termijn zijn opgeleverd, bestaat de kans dat de deskundige zal concluderen dat sprake is van een ondeugdelijke prognose met de onrechtmatige daad en de vernietiging van de franchiseovereenkomst als gevolg. Franchisegevers doen er in ieder geval goed aan, indien ze een prognose afgeven, deze ook te funderen met onderzoek, de kans bestaat anders dat men in een dergelijke procedure verzeild raakt.
Mr. M. Munnik – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar munnik@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Franchisegever verplicht tot verlenging franchiseovereenkomst
De rechtbank Rotterdam heeft op 6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6975 (Misty /Bram Ladage) geoordeeld dat de weigering tot verlenging van een franchiseovereenkomst door een franchisegever
De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?
De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een
Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst
De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met
Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer
Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden
Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising
Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.
Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?
De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had