Formulewijziging door franchisegever niet automatisch grond voor ontbinding

Gerechtshof te Arnhem

Een franchisenemer neemt over het algemeen deel aan een franchiseformule om bepaalde specifieke redenen. Deze redenen kunnen divers zijn. Zo kan het de franchisenemer gaan om de naam en uitstraling van de formule, het margebeleid dan wel de uitstekende goederen of diensten die geleverd kunnen worden aan de klanten. Als de franchisegever dan ook te kennen geeft de formule op termijn te willen laten fuseren met een andere (branchegelijke) franchiseorganisatie, waardoor in ieder geval de naam, uitstraling en de te leveren goederen en diensten wijzigen, dan is het niet vreemd als een franchisenemer zich hiertegen afzet. ‘Zijn’ formule wordt immers veranderd in iets nieuws, waarvan het maar de vraag is in hoeverre het de franchisenemer gaat bevallen. Een wens van de franchisenemer om de formule te verlaten ligt dan ook voor de hand, hoewel een dergelijke wijziging niet direct een terechte reden is voor de franchisenemer om de franchiseovereenkomst voortijdig te beëindigen, aldus het Gerechtshof te Arnhem.

Kort gezegd was de casus bij het Gerechtshof als volgt. De franchisegever van de bouwmarktformule ‘Big Boss’ was voornemens om een organisatorische fusie aan te gaan met de (concurrerende) bouwmarktformule ‘Multimate’. Op termijn zouden hierdoor alle ‘Big Boss’ bouwmarken komen te verdwijnen en – waar mogelijk – vervangen worden door ‘Multimate’ bouwmarkten. Franchisenemers die al direct wilden overstappen naar ‘Multimate’ konden dat doen. De andere franchisenemers mochten hun franchiseovereenkomst normaal uitdienen.

Een franchisenemer van ‘Big Boss’ vond de formule ‘Multimate’ klaarblijkelijk niet zo aanlokkelijk klinken en gaf zijn franchisegever te kennen dat hij de franchiseovereenkomst voortijdig wenste te ontbinden. De franchisenemer meende dat hij, op grond van de voorgenomen wijziging, reeds goede gronden had om te vrezen dat zijn franchisegever in de toekomst tekort zou schieten in de nakoming van de franchiseovereenkomst en dat de ontbinding om die reden al kon worden ingeroepen.

Het Gerechtshof was echter van oordeel dat de franchisenemer niet voldoende concreet en duidelijk zou hebben gemaakt wat zijn gronden waren om nu al aan te nemen dat zijn franchisegever in de toekomst tekort zou schieten in de nakoming. Het enkele voornemen om de fusie aan te gaan, was volgens het Gerechtshof in ieder geval geen goede grond om de nu al ontbinding te rechtvaardigen. Omdat de franchisenemers, die (nog) niet wilden overstappen, hun ‘Big Boss’ bouwmarkt als normaal verder zouden kunnen exploiteren, zou er ook niet snel sprake hoeven zijn van een toerekenbare tekortkoming. Het feit dat de franchisegever er naar streefde om op termijn zoveel mogelijk ‘Big Boss’ franchisenemers te laten overstappen naar de ‘Multimate’ formule maakte dit niet anders. Kortom, aldus het Gerechtshof waren er onvoldoende gronden gesteld die duidelijk maakte dat de franchisegever in de toekomst tekort zou schieten jegens de franchisenemer. De ontbinding was dan ook prematuur en niet rechtsgeldig.

De redenering van het Gerechtshof kan zonder meer worden gevolgd. Zonder duidelijke en aanwijsbare gronden voor een toekomstige tekortkoming is het niet in het belang van de rechtszekerheid om een ontbinding toe te staan. Maar is een dergelijke zaak niet van dien aard dat ook minder duidelijke en aanwijsbare gronden een rol zouden moeten kunnen spelen? Dat er meer sympathie kan worden opgebracht voor het lot van de franchisenemer? Dit lot is immers samen te vatten in de Angelsaksische term “dead man walking”. Dat is – kort gezegd – de wetenschap van de franchisenemer dat ‘zijn’ formule niet meer (echt) zal worden geïnnoveerd door de franchisegever. De wetenschap dat investeringen van de franchisegever in de formule – voor zover die überhaupt nog zullen plaatsvinden – waarschijnlijk van geringe aard zullen zijn en louter cosmetisch. Boven alles is het de wetenschap dat alle energie van de franchisegever feitelijk gericht zal zijn op de (concurrerende) formule ‘Multimate’, waardoor je door je eigen franchisegever weggeconcurreerd wordt.

Natuurlijk zal de franchisegever ‘boven de tafel’ net zo coöperatief zijn als voorheen, maar onder de tafel zijn de stoelpoten al volledig onder de formule ‘Big Boss’ weggezaagd. Bij elke beslissing die de franchisegever neemt, zullen immers eerder de belangen van ‘Multimate’ worden nagestreefd, dan die van ‘Big Boss’. De eerste formule heeft immers de toekomst, terwijl de tweede een formule is die gedoemd zal zijn om als een nachtkaars uit te gaan. Geen prettige wetenschap als je als ‘Big Boss’ franchisenemer elke maand nog franchisefee voldoet.

De teloorgang van de ‘Big Boss’ formule zal wellicht op een manier gaan die geen duidelijke toerekenbare tekortkomingen van de zijde van de franchisegever oplevert. De formule houdt in dat geval ‘gewoon’ op te bestaan. De franchisenemers zullen in dat geval – op grond van de overwegingen van het Gerechtshof – volledig op zichzelf zijn aangewezen. En dat voelt toch ook niet helemaal juist.

 

Mr J.H. Kolenbrander – Franchise advocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar kolenbrander@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Het voornemen tot franchisewetgeving nader beschouwd

Op 23 mei jl. informeerde Staatssecretaris, Mona Keijzer, de Tweede Kamer over de op handen zijnde franchisewetgeving. De Nationale Franchise Gids publiceerde daarover al eerder dit bericht.

Door Jeroen Sterk|28-05-2018|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

Update franchisewetgeving

Op 23 mei 2018 heeft het kabinet aangegeven een wettelijke regeling voor te bereiden die een kader schept voor vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruc

Door Alex Dolphijn|24-05-2018|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Op het randje van het exclusieve rayon van een franchisenemer

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4395, over de vraag of een franchisegever net over de rand van het exclusief toegekende beschermingsgebied een filiaal

Mag een franchisenemer samenwonen met een concurrerende ondernemer?

Kan een franchisenemer een non-concurrentiebeding overtreden door samen te wonen met iemand die een concurrerende onderneming drijft? De rechtbank Midden-Nederland heeft op 12 januari 2018

Geen exclusief verzorgingsgebied, toch exclusiviteit voor franchisenemer

In het vonnis van de rechtbank Noord-Holland d.d. 18 april 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:3268, werd geoordeeld over het exclusiviteitsgebied van een franchisenemer.

Ga naar de bovenkant