Failliet doordat franchisegever verkoop franchiseonderneming weigerde – d.d. 28 januari 2020 – mr. A.W. Dolphijn
De rechtbank Den Haag 19 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12288 (KFC)
heeft een verzoek behandeld van een franchisegever om een franchisenemer
failliet te verklaren. De franchisenemer geeft echter aan dat de
franchiseonderneming verkocht had kunnen zijn, of worden, maar de
franchisegever dit tegengewerkt heeft.
In de franchiseovereenkomst is bepaald dat bij een voorgenomen verkoop van
enig belang in de franchiseonderneming, de franchisenemer aan de
franchisegever de conceptkoopovereenkomst zou voorleggen. Verder is het de
franchisenemer verboden de franchiseonderneming te verkopen zonder de
voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de franchisegever.
De franchisenemer heeft aangevoerd tot tweemaal toe een kandidaat-koper
gevonden te hebben, maar dat de franchisegever de verkoop van de
franchiseonderneming blokkeerde door haar toestemming te weigeren. De
franchisegever heeft in dit verband onbetwist aangevoerd dat zij nimmer een
conceptkoopovereenkomst heeft ontvangen, om welke reden zij deze
kandidaat-kopers niet heeft goedgekeurd.
De franchisegever heeft nog wel haar voorkeur kenbaar gemaakt voor een
andere, derde kandidaat-koper. De franchisenemer heeft aangegeven de door
deze derde partij aangeboden prijs te accepteren. Op deze wijze zou de
vordering alsnog kunnen worden voldaan en een faillissement worden
afgewend. Tijdens de daaropvolgende mondelinge behandeling is echter
gebleken dat deze derde partij zich heeft teruggetrokken.
Onder deze omstandigheden kan volgens de rechtbank niet worden
geconcludeerd dat het aanvragen van het faillissement naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het belang van de
franchisegever is dat haar vordering voldaan wordt. Daarmee is haar belang
bij een faillissement gegeven, nu een faillissement zal leiden tot het te
gelde maken van het vermogen van de onderneming van de franchisenemer met
als doel de schuldeisers (voor zover en zoveel mogelijk) te voldoen. Een
verder uitstel van betaling wordt niet gerechtvaardigd door de belangen van
verweerster, nu er geen uitzicht bestaat op een onderhandse verkoop van de
activa van de franchiseonderneming buiten faillissement binnen een korte
termijn.
Niet ondenkbaar is dat een franchisegever met het weigeren van een
aspirant-koper bereikt dat de franchisenemer zijn schulden niet meer kan
voldoen. Als een franchisenemer meent dat dit goedkeuringsrecht van de
franchisegever misbruikt wordt om bijvoorbeeld in een faillissement alsnog
een nieuwe franchisenemer te krijgen (die minder als koopprijs heeft moeten
betalen), dan is dat lastig te bewijzen.
Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt
u reageren?
Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
(Deels) overeenkomende activiteiten niet strijdig met non-concurrentiebeding – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 4 februari 2021
In een recente procedure werden een tweetal (voormalig) franchisenemers door ...
Rechtbank wijst baanbrekend vonnis: Huurvermindering in een bodemprocedure voor horeca-exploitanten als gevolg van de lockdown – mr. C. Damen – d.d. 1 februari 2021
Afgelopen woensdag werd voor het eerst een spraakmakende uitspraak gedaan ...
Artikel Franchise+ -De risico’s van een minimum omzetverplichting in de franchiseovereenkomst voor de franchisegever
Het opnemen van een minimum te behalen omzet in de ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Minimum-omzet als prognose”
Al sinds jaar en dag is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ...
Artikel Franchise+ – “Franchisestatistieken 2019: afnametrend zet door, veroorzaakt door Wet Franchise?”- mr. J. Sterk, mr. M. Munnik en mr. J.A.J. Devilee
Ludwig & Van Dam advocaten publiceert sinds 2007 periodiek franchisestatistieken ...
Het ondertekenen van een franchiseovereenkomst in het digitale tijdperk – mr. K. Bastiaans – d.d. 14 december 2020
Binnen de huidige samenleving wordt, onder het mom van ‘het nieuwe normaal’, steeds meer gedigitaliseerd. De rechtbank gaat nader in op de wijze van aanvaarding van een overeenkomst en de gevolgen.