Exploitatiebijdrage verschuldigd door franchisegever – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 27 december 2021
Soms geeft een franchisegever een financiële bijdrage aan een franchisenemer zodat de franchisenemer meer winst kan behalen. Dit kan zijn om de franchisenemer over te halen en te binden aan de samenwerking met de franchisegever. In andere gevallen is het doel om de franchisenemer financiële bijstand te bieden bij financieel zwaar weer. Afspraken over financiële bijdragen kunnen tot onduidelijkheid leiden als deze niet goed zijn vastgelegd. In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12693 was dit onderwerp van geschil.
Een supermarktondernemer en supermarktorganisatie Boon waren eind 2010 een samenwerking aangegaan onder de MCD-formule van Boon voor de periode januari 2011 tot en met december 2015. Boon heeft de afspraken in een brief van 19 januari 2011 aan franchisenemer bevestigd. Een onderdeel van de afspraken was de jaarlijkse exploitatiebijdrage. In het jaar 2016 hebben partijen onderhandeld over verdere samenwerking. Zij werden het daarover eind 2016 eens. De samenwerking zou worden voortgezet tot en met 2017 en er zou een (eenmalige) compensatie worden betaald door Boon.
Voor de periode na 2017 zijn – anders dan voor de jaren 2011 tot en met 2017 – geen concrete afspraken gemaakt over het betalen van een exploitatiebijdrage, omdat de onderhandelingen daarover in december 2018 zijn afgebroken. Vast staat echter dat de samenwerking tussen partijen in het jaar 2018, tijdens de onderhandelingen, op dezelfde voet als voorheen doorliep.
De franchisenemer ontving van Boon geen exploitatiebijdrage over 2018. De franchisenemer was nog steeds een MCD-supermarkt en hield zich ook aan alle verplichtingen dienaangaande. De franchisenemer is in 2019 tot een samenwerking met Plus gekomen. De franchisenemer vordert de exploitatiebijdrage van Boon voor 2018.
De rechtbank oordeelde dat de franchisenemer ervan uit mocht gaan dat ook de afspraak over de exploitatiebijdrage bleef gelden. Het lag op de weg van Boon als franchisegever om tijdig en uitdrukkelijk aan de franchisenemer mee te delen dat dat in haar visie anders was en dat in haar visie de exploitatiebijdrage, na afloop van de termijn van het schriftelijke contract, afhankelijk zou zijn van het contractueel vastleggen van de voortzetting van de langdurige samenwerking tussen partijen. Dat heeft Boon nagelaten en dat komt voor haar rekening en risico.
De slotsom is derhalve dat de franchisegever de exploitatiebijdrage over 2018 aan de franchisenemer verschuldigd is. Afspraken maken tussen franchisenemer en franchisegever is niet gemakkelijk en verdient deskundige aandacht.
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
De Wet franchise; altijd en overal?
In deze bijdrage sta ik stil bij de Wet ...
Nietige franchiseovereenkomst door schending standstill-periode
Wat zijn de gevolgen bij schending van de standstill-periode? In ...
Mag de verhuurder nu wel of niet de huurprijs met 14,5% verhogen?
In de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 ...
Hard of zacht? Dat maakt verschil!
Hard of zacht? Dat maakt verschil! In de praktijk ...
Post concurrentieverbod zonder getekende franchiseovereenkomst
Is een franchisenemer gebonden aan een post concurrentieverbod, zonder ...
Post concurrentiebeding bij hard franchising
De kort gedingrechter van de rechtbank Amsterdam deed op ...