Einde franchiseovereenkomst . en dan?

Inmiddels is het goed gebruik dat partijen bij het aangaan van de franchiseovereenkomst uitvoerig stil staan bij de consequenties daarvan. De praktijk leert dat er soms minder goed wordt stilgestaan bij het einde van de overeengekomen looptijd en de situatie die dan intreedt. Hierover wordt veelvuldig geprocedeerd.

Allereerst speelt in dat verband de vraag van verlenging en de aanspraak op verlenging, alsmede de voorwaarden waaronder dat al dan niet mag plaatsvinden. Indien er niet wordt verlengd dient mogelijk tijdig worden opgezegd. Ook indien er wel wordt verlengd, kan dit om redenen van mededingingsrechtelijke aard toch vergen dat een nieuwe overeenkomst wordt gesloten.
Voorts is uiteindelijk de vraag aan de orde of de franchisenemer die geen verlenging wil en/of krijgt, al dan niet aanspraak kan maken op een vergoeding voor de goodwill van zijn franchiseonderneming. Vele franchiseovereenkomsten kennen regelingen voor tussentijdse verkoop en een aanbiedingsplicht aan de franchisegever. Lang niet alle franchiseovereenkomsten kennen regelingen voor situaties aan het einde van de looptijd. Er zijn diverse rechtsgronden waarop een dergelijke vergoeding , afhankelijk van de omstandigheden, kan worden gestoeld, althans indien deze niet is overeengekomen. Juist indien van overeenstemming tot verkoop van de onderneming aan de franchisegever of een derde geen sprake is, maar de franchisegever de exploitatie wel wil voortzetten, bieden deze gronden de peilers voor een oplossing.

Allereerst biedt het huurrecht de mogelijkheid om een schadevergoeding te vorderen in geval de verhuurder ( lees franchisegever) voordeel geniet van het feit dat in het verhuurde door de voormalige huurder (lees franchisenemer) binnen één jaar na het einde van de huurovereenkomst een gelijksoortige onderneming wordt geëxploiteerd. Deze regeling geldt in beginsel echter alleen bij opzegging van de huurovereenkomst. Deze aanspraak kan in beginsel niet worden weg gecontracteerd. Daarnaast kan op basis van het huurrecht bij het einde van de huur (en aldus franchiseovereenkomst) onder omstandigheden een vergoeding worden gevorderd indien in het gehuurde verbeteringen zijn aangebracht.

Tevens kan degene die zonder enige vergoeding de exploitatie in handen krijgt, soms ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten opzicht van de voormalig franchisenemer.
Uit de rechtspraak blijkt voorts dat ook als sprake is van een regelmatige opzegging/niet verlenging van een duurovereenkomst, dit onder omstandigheden toch tot schadeplichtigheid kan leiden op basis van de redelijkheid en billijkheid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een deugdelijke motivatie voor het niet verder willen verlengen niet is gegeven en/of gepleegde investeringen nog niet zijn afgeschreven. Het niet verlengen dient daarom bij voorkeur goed te worden gemotiveerd.

Een goed afgewogen regeling in de franchiseovereenkomst zelf voorkomt veel van dergelijke geschillen, althans kadert deze in. Beide partijen doen er voorts goed aan op de situatie van (non-)verlenging en/of opzegging, ook voor zover betrekking hebbend op de overdracht van de onderneming, tijdig te anticiperen.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Interview mr. J. Sterk en mr. C. Rutten in Franchise+: “Oproep aan automotive sector: bereid je goed voor op nieuwe Wet franchise” d.d. 2 oktober 2020

De nieuwe Wet Franchise heeft een brede uitwerking, ook in de automotive sector. Maar of men zich er daar voldoende van bewust is?

Artikel De Nationale Franchise Gids – “Coronakorting van 50% op de huur” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 15 september 2020

Tegenvallende omzetten in verband met de coronacrisis kunnen betekenen dat de huurprijs gehalveerd wordt, ook als er sprake is van een deels omzetgerelateerde huur.

Door Alex Dolphijn|15-09-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel Franchise+ – “Franchisegever hanteert “afgeleide formule” (zonder dat hij het weet)” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 9 september 2020

Tal van franchisegevers zullen zich niet bewust zijn van het gegeven dat zij een “afgeleide formule” gebruiken zoals bedoeld in de Wet franchise.

Door Alex Dolphijn|09-09-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – Drie voorwaarden bij het recht op klantenvergoeding voor de agent bij de beëindiging van de agentuurovereenkomst – d.d. 26 augustus 2020

Bij de agentuurrelatie tussen een agent en een opdrachtgever (de principaal) leggen partijen hun samenwerkingsafspraken vast in een agentuurovereenkomst. Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst

Door mr. C. Damen|26-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|

Artikel mr. C. Damen – “Wanneer geldt de exhibitieplicht voor het overleggen de franchiseovereenkomst?” d.d. 17 augustus 2020

Geldt de exhibitieplicht voor het tonen van een (franchise)overeenkomst in een procedure, wanneer de procespartijen niet in rechtsbetrekking staan tot de (franchise)overeenkomst?

Door mr. C. Damen|17-08-2020|Categorieën: Uitspraken & actualiteiten|
Ga naar de bovenkant