Een nieuwe groepsvrijstellingsverordening

Mr M.S.J. Steenhuis – Franchise advocaat 

Recentelijk, op 1 oktober 2002, heeft de Europese Commissie een nieuwe groepsvrijstellingsverordening het licht doen zien. Het betreft hier een groepsvrijstellingsverordening voor de autobranche. De Europese Commissie heeft ervoor gekozen om deze vorm van distributie-overeenkomsten, te weten distributie van motorvoertuigen, niet onder het (algemene) regime van de groepsvrijstellingsverordening van verticale overeenkomsten te laten vallen. In plaats daarvan is een verordening uitgegeven die meer specifiek op de autobranche is toegesneden. 

Gezien toch de sterke overeenkomsten tussen enerzijds distributie-overeenkomsten en anderzijds franchise-overeenkomsten, wordt het relevant geacht deze nieuwe verordening hier te bespreken.

De doelstelling van deze nieuwe groepsvrijstellingsverordening is tweeledig. Allereerst is de Commissie van oordeel dat de consument meer zou moeten kunnen profiteren van de onderlinge concurrentie tussen de verschillende marktpartijen. Daarnaast was de Commissie van mening dat de dealers de mogelijkheid moeten hebben onafhankelijker van de fabrikanten te kunnen opereren. 

Meer inhoudelijk, zijn er een aantal opvallende wijzigingen in de nieuwe groepsvrijstellingsverordening ten opzichte van de oude groepsvrijstellingsverordening te constateren. In het hierna volgende zullen deze in het kort besproken worden. Allereerst is het op grond van de nieuwe groepsvrijstellingsverordening aan een distributeur toegestaan verschillende merken naast elkaar te verkopen. De voorwaarde die hierbij wel wordt gesteld, is dat er, geen inbreuk wordt gemaakt op de zogenaamde merkidentiteit. Uit het bepaalde in artikel 1 sub b van de groepsvrijstellingsverordening blijkt dat de zogenaamde merkidentiteit gekoppeld wordt aan het “niet-concurrentiebeding”. Kort gezegd, komt dit erop neer dat de leverancier de verplichting aan een distributeur mag opleggen om verschillende merken in afzonderlijke verkoopruimten te verkopen. Voorts is de verkoop van auto’s enerzijds en de service, lees onderhoud, van de auto anderzijds in die zin uit elkaar gehaald dat thans de mogelijkheid bestaat dat een distributeur zich uitsluitend toelegt op de verkoop van auto’s en de service aan een daartoe erkende onderneming uitbesteedt. Bestond voorts op grond van de oude groepsvrijstellingsverordening de mogelijkheid om een combinatie te maken van zowel exclusieve als selectieve distributie in één overeenkomst, op grond van de nieuwe groepsvrijstellingsverordening is dat niet meer mogelijk. Er dient thans derhalve een duidelijke keuze te worden gemaakt of men dan wel een exclusieve distributie-overeenkomst aangaat dan wel een selectieve distributie-overeenkomst met elkaar aangaat. 

Exclusieve distributie houdt in: “elke directe of indirecte verplichting van de leverancier om, met het oog op een bepaald gebruik of wederverkoop, de contractgoederen of – diensten slechts aan één afnemer op de gemeenschappelijke markt te verkopen.” Daarentegen houdt een selectief distributiestelsel in: “een distributiestelsel waarbij de leverancier zich ertoe verbindt de contractgoederen of – diensten, direct of indirect, alleen te verkopen aan distributeurs of herstellers die op grond van gespecificeerde criteria zijn uitgekozen en waarbij deze distributeurs of herstellers zich ertoe verbinden deze goederen of diensten niet aan niet-erkende distributeurs of onafhankelijke herstellers te verkopen, onverminderd de mogelijkheid om reserveonderdelen aan onafhankelijke herstellers te verkopen of de verplichting om alle technische informatie, diagnoseapparatuur, gereedschap en opleiding welke noodzakelijk zijn voor de herstelling en het onderhoud van milieubeschermende maatregelen, aan onafhankelijke marktdeelnemers te verstrekken.” 

Tevens is in dit kader relevant dat het in dit verband evenmin meer mogelijk is om zogenaamde vestigingsbedingen in de overeenkomst op te nemen, althans dit geldt vanaf 1 oktober 2005. Kort gezegd, houdt een dergelijk vestigingsbeding in dat een fabrikant een verplichting aan een distributeur oplegt om vanuit een bepaalde vestigingsplaats zijn werkzaamheden te verrichten. Tot slot is het op grond van de nieuwe groepsvrijstellingsverordening de dealer / distributeur toegestaan om gebruik te maken van zogenaamde tussenpersonen die onbeperkt auto’s kunnen verkopen voor de desbetreffende dealer. 

Mr M.S.J. Steenhuis is advocaat te Rotterdam. Het kantoor Ludwig & Van Dam advocaten is gespecialiseerd in franchising.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

 

Andere berichten

Vergissing of misleiding bij het sluiten van de franchiseovereenkomst

Een franchisenemer die na het sluiten van een franchiseovereenkomst spijt krijgt, kan van mening zijn dat hij voor of bij het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever ...

De door de franchisegever voorgeschreven leverancier presteert niet? Wat nu?

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde op 20 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:727, over de vraag wie moet bewijzen dat de franchisenemer op het verkeerde been gezet is bij het aangaan van de

Rechter: Bescherm franchisenemer tegen supermarktorganisatie (Coop) als verhuurder

Behoeft de franchisenemer wettelijke bescherming tegen supermarktfranchisegever Coop? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 9 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1151, dat dit het geval is.

Acquisitiefraude vs. dwaling bij franchiseprognoses

Wie moet bewijzen dat de prognose van de franchisegever ondeugdelijk is? In beginsel is dat de franchisenemer. Als de franchisenemer een beroep doet op de Wet Acquisitiefraude, dan kan het zijn dat

Terugverkoopplicht bij einde franchiseovereenkomst

In franchiseovereenkomsten is soms bepaald dat de franchisenemer verplicht is om aangekochte activa bij het einde van de franchiseovereenkomst terug te verkopen.

Ga naar de bovenkant