Een goed begin is het halve werk: adequate koppeling tussen franchise- en onderhuurovereenkomst

Indien u – in uw hoedanigheid van franchisegever – uw franchiseformule wenst uit te breiden dienen van tevoren een aantal zaken vooraf deugdelijk te zijn geregeld. Natuurlijk dient u te beschikken over een franchiseovereenkomst die voldoet aan de nationale en Europeesrechtelijke regelgeving. Een ander onderwerp dat vóór het aangaan van een nieuwe franchiseovereenkomst mijns inziens op een adequate wijze geregeld dient te zijn is de verhouding tussen franchisegever/verhuurder en franchisenemer/huurder. Op dit laatste onderwerp wil ik nu nader in gaan.

In zowel de franchiseovereenkomst als de huurovereenkomst wordt doorgaans een bepaling opgenomen waarin staat vermeld dat indien de franchiseovereenkomst eindigt dit automatisch leidt tot het einde van de huurovereenkomst (hierna duid ik deze bepaling aan als “koppelbepaling”). Echter, een dergelijke koppelbepaling is in strijd met de dwingende bepalingen van het huurrecht. De wet bepaalt namelijk dat de looptijd van een huurovereenkomst die betrekking heeft op de huur van bedrijfsruimte voor 5 jaar dient te gelden (met een verlengingsmogelijkheid van nog eens 5 jaar). De huurder (c.q. de franchisenemer) heeft in dat geval de mogelijkheid om de koppelbepaling te vernietigen. Dit is een nogal rigoureuze sanctie. Vernietiging heeft namelijk terugwerkende kracht, hetgeen inhoudt dat de koppelbepaling geacht wordt nimmer te hebben bestaan.

Echter, een dergelijke vernietiging kan voorkomen worden als de kantonrechter de koppelbepaling goedkeurt. De franchisegever/verhuurder kan derhalve vóór het aangaan van de huur- en franchiseovereenkomst de kantonrechter verzoeken om goedkeuring van de – in beginsel – verboden koppelbepaling. Het is zelfs mogelijk dat zowel de franchisegever als de franchisenemer zich gezamenlijk tot de kantonrechter wenden.

De kantonrechter zal het verzoek honoreren als de rechten van de huurder niet wezenlijk worden aangetast en de maatschappelijke positie van de huurder in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is dat hij (de huurder) die bescherming in alle redelijkheid niet behoeft.

Uitgangspunt hierbij is dat de rechter zich in beginsel terughoudend zal opstellen met het goedkeuren van koppelbepalingen. Echter, indien sprake is van een gezamenlijk verzoek van franchisenemer en franchisegever vóór het aangaan van de huur- en franchiserelatie, waarbij betrokkenen tevens argumenten aandragen die onderbouwen dat wordt voldaan aan de (hierboven) vermelde beoordelingscriteria, is de mogelijkheid aanwezig dat de kantonrechter het verzoek toewijst.

Aanzienlijk lastiger wordt het als (alleen) de franchisegever gedurende de looptijd van de huurovereenkomst zich tot de kantonrechter wendt om de koppelbepaling alsnog goed te keuren. In dat geval ligt het genuanceerder of de kantonrechter het verzoek zal toewijzen, onmogelijk is het echter niet. Voorts loopt de franchisegever/verhuurder het risico dat de franchisenemer/huurder – vóórdat de goedkeuring wordt verstrekt – het beding vernietigt. Goedkeuring van een beding dat geacht wordt niet te hebben bestaan is niet mogelijk. Het is daarom van groot belang om vóór het aangaan van de franchise- en huurovereenkomst de kantonrechter te verzoeken de koppelbepaling goed te keuren dan wel tijdens de rit dit weloverwogen te doen. Bij de begeleiding van dit traject kan Ludwig & Van Dam Advocaten u desgewenst van dienst zijn.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Hoe beschermt de Wet franchise beginnende franchisenemers?

Het starten van een eigen onderneming is in vrijwel alle ...

Ga naar de bovenkant