Een andere franchisegever tegen wil en dank?
Om redenen van uiteenlopende aard worden franchisegevers en franchisenemers geconfronteerd met de (wens tot) overdracht van de rechten uit franchiseovereenkomst naar een andere partij. De overnemende partij wordt daarbij niet zelden geconfronteerd met door onzekerheid gevoede onwillige franchisenemers. Recente voorbeelden zijn de overgang van Super de Boer naar Jumbo/C1000 en de op handen zijnde overgang van Totaal Gemak naar Cigo. Veelal gaat dit gepaard met overdracht van de hoofdhuurrechten, waarmee franchisenemers/onderhuurders zich vaak gedwongen voelen ook de formule van de nieuwe verhuurder toe te passen. De vraag is of de franchisenemer verplicht is hieraan mee te werken?
Allereerst dient de wijziging van de formule te worden onderscheiden van de overdracht van rechten uit de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst zelve. De individuele overdracht van rechten uit een overeenkomst vereist wettelijk in beginsel toestemming van de andere partij, te dezen aldus de franchisenemer/huurder. De uitzondering daarop is een collectieve overdracht door (juridische) fusie en/of splitsing. Ook hier is echter bezwaar mogelijk, maar dat gaat buiten het bestek van deze bijdrage. Deze individuele toestemming kan echter ook op voorhand al zijn gegeven in de franchiseovereenkomst zelve. Een goede franchiseovereenkomst bevat een evenwichtige regeling daaromtrent. In beginsel geldt het zelfde voor overdracht van de (onder)huurovereenkomst aan een de opvolgend (onder)verhuurder/franchisegever. Voor een rechtsgeldige overdracht is vereist dat de franchisenemer/onderhuurder daarmee instemt. Door overdracht van de hoofdhuurrechten gaat de onderhuurovereenkomst niet automatisch over. Het adagium “koop breekt geen huur”, gaat hier niet op. In geval franchisegevers zich dat recht wel willen voorbehouden dient derhalve ook in de onderhuurovereenkomst op voorhand een regeling daartoe worden opgenomen, dan wel dient de vastgoedportefeuille door fusie en/of splitsing te worden overgenomen.
De toestemming van de franchisenemer is vormvrij en kan aldus ook stilzwijgend geschieden of uit feiten en omstandigheden worden afgeleid. Indien de franchisenemer niet instemt, is het dus verstandig daartegen expliciet te protesteren en kan de franchisenemer in beginsel nakoming vorderen van de franchise- en huurovereenkomst jegens de oorspronkelijke (onder)verhuurder/franchisegever.
Dan de wijziging van de formule. Overdracht van de rechten uit de franchiseovereenkomst laat onverlet dat deze, qua inhoud, onverkort dient te worden nagekomen. Wijziging van de formule is dus alleen mogelijk voor zover de franchiseovereenkomst zelve daaromtrent ruimte biedt. Ook wat dit punt betreft verdient het dus aanbeveling de franchiseovereenkomst hierop in te richten. Een dergelijk eenzijdig wijzigingsvoorbehoud mag uiteraard niet onredelijk zijn.
Uit het bovenstaande volgt dat de overgang naar een andere formule en franchisegever ingevolge de wettelijke waarborgen toetstemming vereist zodat men niet zomaar met een andere contractspartij kan worden geconfronteerd. Dit is een uitvloeisel van het beginsel van contractsvrijheid. De overgang dien dus een proces van onderhandeling te zijn. Daarbij zal met name ook de bedrijfseconomische kant van de zaak bepalend te zijn voor de wil van beide partijen de samenwerking te vernieuwen. Eigenlijk verschilt dit proces aldus weinig van de precontractuele fase voorafgaand aan de aanvankelijke franchiseovereenkomst. Ook hierbij is het aldus van belang zorgvuldige prognoses op te stellen ter zake de (gewijzigde) condities en investeringen, alsmede te verwachten (extra)opbrengsten, in relatie tot eventuele des‑investeringen. Indien zowel franchisegever als franchisenemer zich daarvan bewust zijn zal de tegenstand over en weer die dergelijke veranderingsprocessen veelal oproept plaats kunnen maken voor het denken in kansen en mogelijkheden.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies
Andere berichten
(Deels) overeenkomende activiteiten niet strijdig met non-concurrentiebeding – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 4 februari 2021
In een recente procedure werden een tweetal (voormalig) franchisenemers door ...
Rechtbank wijst baanbrekend vonnis: Huurvermindering in een bodemprocedure voor horeca-exploitanten als gevolg van de lockdown – mr. C. Damen – d.d. 1 februari 2021
Afgelopen woensdag werd voor het eerst een spraakmakende uitspraak gedaan ...
Artikel Franchise+ -De risico’s van een minimum omzetverplichting in de franchiseovereenkomst voor de franchisegever
Het opnemen van een minimum te behalen omzet in de ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Minimum-omzet als prognose”
Al sinds jaar en dag is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ...
Artikel Franchise+ – “Franchisestatistieken 2019: afnametrend zet door, veroorzaakt door Wet Franchise?”- mr. J. Sterk, mr. M. Munnik en mr. J.A.J. Devilee
Ludwig & Van Dam advocaten publiceert sinds 2007 periodiek franchisestatistieken ...
Het ondertekenen van een franchiseovereenkomst in het digitale tijdperk – mr. K. Bastiaans – d.d. 14 december 2020
Binnen de huidige samenleving wordt, onder het mom van ‘het nieuwe normaal’, steeds meer gedigitaliseerd. De rechtbank gaat nader in op de wijze van aanvaarding van een overeenkomst en de gevolgen.