(Deels) overeenkomende activiteiten niet strijdig met non-concurrentiebeding – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 4 februari 2021

Door Gepubliceerd Op: 04-02-2021Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

In een recente procedure werden een tweetal (voormalig) franchisenemers door hun franchisegever, Stoomauto, aangesproken vanwege overtredingen van (onder meer) het non-concurrentiebeding. Ondanks dat de franchisenemers zich bezighielden met activiteiten die op het eerste oog sterk lijken op die van Stoomauto, oordeelde de rechter toch dat geen sprake was van overtreding van het non-concurrentiebeding.  De rechter komt tot dit oordeel op basis van de definitie van de woorden gelijk en gelijksoortig in de Van Dale.

Stoomauto exploiteert een franchiseformule onder de naam “De Autostomerij”. Naar eigen zeggen betreft dit een formule op het gebied van “autoreiniging op locatie met behulp van stoomreiniging geschikt voor exterieur en interieur van de auto.”

Stoomauto heeft geconstateerd dat een tweetal franchisenemers van de formule, naast de franchisevestiging, tevens een ander bedrijf exploiteren op het gebied van “cardetailing”. Stoomauto stelt dat deze activiteiten gelijk of gelijksoortig zouden zijn aan de franchiseformule en dus in strijd met het non-concurrentiebeding.

Door de rechter wordt ter beoordeling hiervan de Van Dale erbij genomen om te beoordelen of er inderdaad sprake is van activiteiten die “gelijk” of “gelijksoortig” zijn. Op basis van de definitie in de Van Dale overweegt de rechter dat het dus moet gaan om activiteiten die overeenkomen met die van Stoomauto of die daarmee in hoofdtrekken overeenkomen.

De rechter komt tot de conclusie dat daar geen sprake van is, nu uit de tussen partijen aangevoerde stellingen en stukken blijk dat de Autostomerij formule zich kenmerkt door:

  • autoreiniging op locatie met behulp van stoomreiniging geschikt voor exterieur en interieur van de auto;
  • het bieden van een ecologisch alternatief biedt voor de wasstraat;
  • het bieden van een lagere kwaliteit dan die van poetsbedrijven;
  • het niet aanbieden van specialistische service of producten die de concurrentie met autospecialisten aangaan.

Ten aanzien van de activiteiten omtrent cardetailing overweegt de rechter dat:

  • uit een verklaring van een leverancier, waarvan de deskundigheid niet door partijen wordt betwist, blijkt dat cardetailing een combinatie van werkzaamheden omvat die elkaar opvolgen en dat een perfecte staat van de autolak niet kan worden bereikt als de lak niet tot in detail schoon is;
  • de franchisenemers deze activiteiten in hun eigen werkplaats uitvoeren;
  • de reiniging van het exterieur en interieur slechts een klein onderdeel uitmaken van het totaal en dat de reiniging noodzakelijk is voor de hoofdactiviteit, namelijk het ‘cardetailen’ in de eigen werkplaats.

Het wordt mij uit de uitspraak niet duidelijk wat ‘cardetailen’ nu exact behelst, maar vermoedelijk gaat het verder dan enkel het reinigen van de auto en komt het ten goede aan de staat van de lak. Hoe dan ook; de rechter komt tot de conclusie dat de activiteiten niet kwalificeren als gelijk of gelijksoortig.

Van belang daarbij is kennelijk dat de reinigingswerkzaamheden van ondergeschikt belang zijn aan het ‘cardetailen’ zelf en dat deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het kunnen uitvoeren van ‘cardetailen’. Tevens hecht de rechter waarde aan het feit dat de werkzaamheden in de eigen werkplaats en niet op locatie worden uitgevoerd, zoals bij de Autostomerij-formule wel het geval is.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat een geschil over een non-concurrentiebeding een bijzonder feitelijke exercitie betreft waarbij het echt aankomt op een goede feitelijke onderbouwing van de standpunten en een gedegen formulering van het non-concurrentiebeding.

In deze zaak wordt het non-concurrentie beding vrij restrictief en uitsluitend op basis van de tekst van het beding uitgelegd. Dat lijkt mij niet geheel terecht, gelet op het al sinds jaar en dag geldende Haviltex-criterium waarbij niet alleen moet worden gekeken naar een taalkundige uitleg van die bepaling, maar dat het ook aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

Met een goed onderbouwd beroep hierop en een duidelijk betoog waarom de beide diensten met elkaar concurreren had Stoomauto wellicht meer succes geboekt. Ook daar zou Stoomauto echter een hele kluif aan hebben gehad. Zij heeft namelijk, om voor mij onverklaarbare redenen, in haar eigen handboek opgenomen dat zij niet concurreert met ‘specialisten’, waaronder in mijn ogen ‘cardetailers’ wel geschaard zouden kunnen worden.

Wet franchise

Met de komst van de Wet franchise per 1 januari 2021 worden nog zwaardere eisen gesteld aan een (postcontractueel) beding van non-concurrentie. Naast striktere eisen omtrent de formulering, de reikwijdte en duur van het beding, bepaalt de Wet franchise tevens dat een (postcontractueel) non-concurrentiebeding uitsluitend geldig is als het beding onmisbaar is om de knowhow van de franchisegever te beschermen.

In mijn beleving zal dat niet altijd een eenvoudige opgave zijn. De tijd (en komende jurisprudentie) zal leren hoe hoog rechters de lat zullen leggen. Als deze rechters eveneens de Van Dale erbij nemen, dan zal volgens de daarin opgenomen definitie van ‘onmisbaar’ met succes onderbouwd moeten dat het non-concurrentie beding “absoluut nodig/onontbeerlijk” is. Kortom, er rust een zware motivatieplicht op franchisegevers die een beroep willen doen op het (postcontractueel) beding van non-concurrentie.

mr. R.C.W.L. Albers
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar albers@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Arbitrage binnen franchise: een te hoge drempel? – mr. M. Munnik

Bij het aangaan van een overeenkomst is het voor partijen mogelijk – in afwijking van de wet - om een bevoegde rechter aan te wijzen. Dit geldt ook voor de franchiseovereenkomst. Van deze mogelijkheid

Beroep franchisenemer op dwaling wegens ondeugdelijke prognoses en gebrek aan ondersteuning verworpen – d.d. 25 april 2019 – mr. K. Bastiaans

Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde (ECLI:NL:GHSHE:2019:697) over de vraag of het enkele feit dat prognoses niet zijn uitgekomen, de conclusie rechtvaardigt dat de franchisenemer tekort is gedaan...

Door mr. K. Bastiaans|25-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Artikel De Nationale Franchise Gids: “Steeds meer bescherming tegen ronselen franchisenemers” – d.d. 2 april 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Steeds vaker blijkt dat geronselde franchisenemers beschermd kunnen worden op basis van de Wet Acquisitiefraude.

Door Alex Dolphijn|02-04-2019|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Uitspraken & actualiteiten|Label: |

De franchisenemersvereniging en de binding van franchisenemers – Contracteren 2019, nr. 1

Een bijdrage over veelvoorkomende bepalingen in franchiseovereenkomsten waarbij is bepaald dat een franchisenemer verplicht lid is van een franchisenemersvereniging.

Ga naar de bovenkant