Deal or no deal? De problematiek van de afgebroken onderhandelingen

Voordat een franchiseovereenkomst daadwerkelijk getekend wordt door een franchisegever en een franchisenemer, zullen er in de regel eerst besprekingen en onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen beide partijen. Gezien de (vaak) intensieve samenwerking tussen de franchisegever en -nemer, is dat een verstandige gang van zaken te noemen. Wat echter als dergelijke besprekingen en onderhandelingen niet tot het tekenen van de franchiseovereenkomst leidt, omdat één van de partijen, hetzij de franchisegever, hetzij de franchisenemer, zich op enig moment terugtrekt? Kan de andere (teleurgestelde) partij dan aanspraak maken op een schadevergoeding?

De periode waarin partijen met elkaar in gesprek zijn over aangaan van een overeenkomst, maar voordat deze overeenkomst daadwerkelijk formeel tot stand is gekomen, wordt in de juristerij met de term “pre-contractuele fase” aangeduid. Deze fase betreft (globaal) de periode tussen de kennismaking van partijen en het tekenen van de overeenkomst. Na het ondertekenen van de overeenkomst begint immers de “contractuele fase”. Er bestaan geen specifieke wettelijke regelingen over de “pre-contractuele fase”, maar partijen moeten zich ook in deze fase aan algemene (wettelijke) normen houden, zoals de redelijkheid en de billijkheid. Partijen moeten elkaar, kort gezegd, fatsoenlijk bejegenen en rekening met elkaar houden.

Partijen zijn in beginsel vrij om de onderhandelingen op elk moment af te breken, tenzij dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Een belangrijke factor bij deze beoordeling is of de teleurgestelde partij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen, bijvoorbeeld omdat er reeds overeenstemming bestond over de prijs en prestatie. Is er sprake van het onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen, dan zou een schadevergoeding op zijn plaats kunnen zijn ter hoogte van de daadwerkelijk gemaakte kosten, zoals die door de teleurgestelde partij zijn gemaakt. Deze schadevergoeding betreft dan wat men het ‘negatieve contractsbelang’ noemt. Denk daarbij aan de gemaakte kosten terzake vestigingsplaatsonderzoeken, maquettes, offertes en dergelijke.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan er ook aanspraak gemaakt worden op het zogenaamde positieve contractsbelang. Dit is een schadevergoeding, waardoor de teleurgestelde partij in die situatie wordt gebracht als zou de overeenkomst wel tot stand zijn gekomen. Bij franchiseovereenkomsten kan de hoogte van dit positieve contractsbelang aan de zijde van de franchisenemer vastgesteld worden door aansluiting te zoeken bij de geprognosticeerde winst gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst. De franchisegever zal aansluiting kunnen zoeken bij de misgelopen inkomsten, zoals de franchisefee, gedurende de periode dat de overeenkomst zou hebben geduurd. Uit de rechtspraak blijkt echter dat een schadevergoeding ten belope van het positieve contractsbelang in de praktijk zeer zelden wordt toegewezen door de rechter.

Kortom, partijen zijn vrij om uit een onderhandeling te stappen, tenzij dit gezien de omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn. In dat geval is het mogelijk dat de partij, die de onderhandelingstafel verliet, een schadevergoeding aan de andere partij moet betalen. Wat de hoogte van deze schadevergoeding zal zijn, zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Partijen doen dan ook goed aan om hun wederpartijen, ook in de pre-contractuele fase, met alle mogelijke fatsoen tegemoet te treden.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Column Franchise + – mr. Th.R. Ludwig: “Op weg naar risicoaansprakelijkheid”

Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een prognosekwestie.

Geen geldig beroep op non-concurrentiebeding bij franchising

De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft op 28 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1469, beslist over de vraag of een franchisenemer gehouden kon worden aan een non-concurrentiebeding.

Structureel ondeugdelijke omzetprognoses van de franchisegever

De rechtbank Limburg heeft op 15 maart 2017 in acht vergelijkbare vonnissen (waaronder ECLI:NL:RBLIM:2017:2344) de franchiseovereenkomsten van diverse franchisenemers van de P3-franchiseformule

Franchisenemer verplicht meewerken aan formulewijziging?

De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft zich op 24 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1860, wederom gebogen over de kwestie waarbij Intertoys de winkels van Bart Smit wenst om te bouwen

Leveringsstop van franchisegever niet toegestaan

Op 9 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2017:1372, geoordeeld dat een franchisegever haar verplichting tot belevering van de franchisenemer niet

Alex Dolphijn in het Financiële Dagblad over het arrest van de Hoge Raad inzake Street-One

Franchisegevers eerder aansprakelijk bij foute prognoses Franchisenemers kunnen hun moederorganisatie voortaan makkelijker aansprakelijk stellen voor ondeugdelijke winst en omzetprognoses.

Ga naar de bovenkant