De tussentijdse beëindiging van de franchiseovereenkomst

Kort geleden, te weten 27 augustus 2008, heeft een kort geding rechter zich onder andere uitgesproken over de vraag of een franchisenemer tussentijds uit een franchiseketen mocht stappen. Dat bleek het geval te zijn. Wat was er aan de hand?

Een zelfstandig ondernemer was een franchiseovereenkomst aangegaan met een franchisegever in de hoop een winstgevende winkel te kunnen exploiteren. In de franchiseovereenkomst was te lezen dat de hoge kwaliteit van de producten kenmerkend was voor de formule, alsmede dat de zelfstandig ondernemer kon rekenen op deugdelijke ondersteuning van de kant van de franchisegever. Als tegenprestatie diende de zelfstandig ondernemer elke maand een vergoeding te betalen aan de franchisegever.

Er waren echter veel klachten van diverse franchisenemers over de slechte kwaliteit van de producten die zij geacht werden te verkopen. Ook werd er geklaagd dat de franchisegever (bijna) geen enkele vorm van ondersteuning bood, hoewel zij daartoe contractueel wel gehouden was. Om deze redenen werd er namens de belangenvereniging van de franchisenemers een brandbrief aan de franchisegever gezonden waarin de diverse klachten kenbaar werden gemaakt. Eveneens werd de franchisegever gevraagd om, kort gezegd, deugdelijk haar verplichtingen na te komen.
Enkele maanden later bleek echter dat de franchisegever haar leven niet had gebeterd; in ieder geval niet voldoende volgens de franchisenemers. Er werd dan ook nogmaals een brief aan de franchisegever gezonden waarin nogmaals de klachten over de formule werden genoemd en waar de franchisegever wederom werd verzocht om zich te verbeteren. Er werd een duidelijk ultimatum gesteld door de franchisenemers waarin dit laatste diende te gebeuren, maar op het ‘moment suprême’ gaf de franchisegever aan dat zij nog enkele maanden langer nodig had. Meerdere franchisenemers, waaronder de eerder genoemde zelfstandig ondernemer, wilden (of konden) hier niet op wachten en ontbonden tussentijds de franchiseovereenkomst. De franchisegever ging hiermee niet akkoord en vorderde via een kort geding dat de zelfstandig ondernemer de franchiseovereenkomst bleef nakomen.

De voorzieningenrechter in kort geding rechter verwierp de eis van de franchisegever en stelde vast dat de franchisegever in de eerste brief was gevraagd om een aantal maatregelen te treffen en om informatie aan de franchisenemers te verschaffen. Aan dit verzoek had de franchisegever niet (tijdig) voldaan, doch zij had alleen volstaan met het verwerpen van de klachten. Daarna is de franchisegever echter nogmaals gewezen op de klachten en verzoeken van de franchisenemers en ook hiermee was, naar de mening van de kort geding rechter, te weinig gedaan. Verder wees de rechter op allerlei concrete misstanden binnen de formule. De tussentijdse ontbinding van de franchiseovereenkomst was dan ook toegestaan, volgens de rechter.

De tussentijdse ontbinding van deze franchiseovereenkomst was dus toegestaan door de rechter. Dat was mede gelegen in het feit dat er eerst een zeer uitgebreid dossier was opgebouwd door de zelfstandig ondernemer waardoor de tekortkomingen van de franchisegever ook konden worden aangetoond. Aangezien de beoordeling of een tussentijdse ontbinding is toegestaan sterk afhankelijk is van de feiten en omstandigheden, dient een franchisenemer er voor te waken dat hij niet te lichtvaardig een dergelijke stap zet. Zonder een goed opgebouwd dossier zou een rechter kunnen oordelen dat de franchisenemer wel te lichtvaardig de franchiseovereenkomst tussentijds heeft ontbonden en dat de franchisenemer schadeplichtig is jegens de franchisegever. En dat kan uiteraard een zeer bittere pil zijn.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Interview Franchise+ – mrs. J. Sterk en A.W. Dolphijn – “Omkering bewijslast bij prognoses door rechter gehonoreerd”

De nieuwe Wet Acquisitiefraude blijkt inderdaad relevant voor de franchisebranche, blijkt uit dit artikel uit Franchise+.

Door Ludwig en van Dam|20-12-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Franchisegever veroordeeld onder de Wet Acquisitiefraude

Voor de eerste keer heeft een rechter onder verwijzing naar de Wet Acquisitiefraude geoordeeld dat, als een franchisenemer stelt dat de franchisegever een ondeugdelijke prognose voorgehouden heeft

Overeenkomsten die samenhangen met de franchiseovereenkomst

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 31 oktober 2017 voor negentien franchisenemers gelijkluidende arresten gewezen (ECLI:NL:GHARL:2017:9453 t/m ECLI:NL:GHARL:2017:9472).

Column Franchise+ – mr. J. Sterk – “Franchisenemer doet bodycheck beter dan franchisecheck”

Een sportschool gaat in zee met een franchiseconcept dat in samenwerking met zorgverzekeraars “Bodychecks” en kortingen aanbiedt aan (potentiële) leden.

Seminar mrs. J. Sterk en M. Munnik – Donderdag 2 november 2017: “Belangrijke juridische ontwikkelingen voor franchisegevers”

Advocaten Jeroen Sterk en Maaike Munnik van Ludwig & Van Dam Advocaten praten u bij over de status van en de ontwikkelingen rondom De Nederlandse Franchise Code en de Wet Acquisitiefraude.

Door Jeroen Sterk|02-11-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Goodwill bij einde franchiseovereenkomst

In een kwestie bij het gerechtshof Amsterdam 26 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3900 (Seal & Go) vorderde een franchisenemer een vergoeding van goodwill (ex artikel 7:308 BW) nadat de

Ga naar de bovenkant