De toetsingsmaatstaf voor franchiseprognoses – d.d. 29 mei 2019 – mr. A.W. Dolphijn

Door Gepubliceerd Op: 29-05-2019Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Het hof Den Bosch heeft op 19 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1037, de rechtspraak van de Hoge Raad over prognose bij franchising op een rij gezet. Het hof vat samen dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat op de franchisegever in beginsel geen verbintenis rust om de franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of omtrent de winstverwachting. Echter, de bijzondere omstandigheden van het geval zouden een zodanige verbintenis wel kunnen meebrengen.

Uit de enkele omstandigheid dat de franchisegever bij de onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer een rapport over de te verwachten omzet en de te verwachten winst heeft verschaft, kan niet worden afgeleid dat een daartoe strekkende verbintenis op eerstgenoemde rustte. Wel kan de franchisegever die een rapport, zoals hiervoor bedoeld, aan zijn wederpartij verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig handelen.

In het geval dat de franchisegever het onderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde rapport aan een derde heeft uitbesteed, mag ook de franchisegever in de regel op de juistheid van het door de derde opgestelde rapport vertrouwen. In dat geval zal echter in beginsel van onzorgvuldig handelen zijnerzijds sprake zijn indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt.

In het geval dat de franchisegever zelf, of een persoon voor wie hij aansprakelijk is, het onderzoek uitvoert en de resultaten daarvan aan zijn wederpartij verstrekt, kan ook sprake zijn van onzorgvuldig handelen zonder dat de franchisegever (of de persoon voor wie hij aansprakelijk is) weet dat het rapport fouten bevat, en wel indien onzorgvuldigheid van de franchisegever (of van de persoon voor wie hij aansprakelijk is) heeft geleid tot de fouten in het rapport.

Nadat het hof in deze zaak de leer van de Hoge Raad uiteenzette, heeft zij deze aan de voorliggende casus getoetst. De franchisenemer legt twee argumenten ten grondslag aan de verweten fouten van de franchisegever. Ten eerste wijst de franchisenemer op een e-mail van de franchisegever uit de precontractuele fase, met als onderwerp; “inschatting van potentie speelgoed omzet” waarin een berekening is opgenomen, welke sluit op een omzetprognose van netto € 274.477,-. In die mail zijn een aantal factoren als onbekend vermeld, te weten koopkrachtbinding, indexering en huurprijsniveau. Bovendien is in de mail met nadruk vermeld dat aan de cijfers geen rechten kunnen worden verbonden, dat het de verantwoordelijkheid is van de ondernemer om de gegevens te toetsen en dat voor een uitgebreid vestigingsplaatsonderzoek wordt verwezen naar gespecialiseerde bureaus. Gelet op het voorgaande heeft de franchisenemers volgens het hof onvoldoende onderbouwd dat deze mail kan worden beschouwd als een omzetprognose waarop hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen.

Ten tweede had de franchisenemer gesteld dat de franchisegever een gespecificeerde investeringsbegroting, een vestigingsplaatsonderzoek en twee overzichten met netto-omzetgegevens zou hebben verschaft. Die stukken waren echter niet overgelegd waardoor ook deze tweede stelling verworpen werd.

Tegen het geschetste toetsingskader blijven prognosekwesties een zaak van deugdelijke feitelijke onderbouwing.

Mr. A.W. Dolphijn  – franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.

Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl  

Andere berichten

De Hoge Raad stelt zware eisen aan franchiseprognoses

Een uitspraak van de Hoge Raad van vrijdag jl. werpt nieuw ligt op het verstrekken van winst- en omzetprognoses aan aspirant-franchisenemers.

Door Ludwig en van Dam|28-02-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Inbreuk op exclusief verzorgingsgebied door franchisegever in verband met formulewijziging d.d. 27 februari 2017

Op 30 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2017:688 (Intertoys/franchisenemer) de vraag voorgelegd gekregen hoe omgegaan moet worden met het

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Ga naar de bovenkant