De opgedrongen alternatieve franchiseformule (Kippersluis/Jumbo)

Het gerechtshof Den Bosch oordeelde over de kwestie van een franchisenemer, aangeduid als Kippersluis, tegen Super de Boer (thans Jumbo). Met twee arresten van 22 september 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:6591 en ECLI:NL:GHARL:2015:6582) lijkt een voorlopig einde gekomen te zijn aan een langslepende kwestie over de vraag of de Super De Boer‑franchisenemer bij het einde van de formule verplicht was over te gaan naar een andere formule en in de (onder)gehuurde bedrijfsruimte een supermarkt onder eigen naam mocht blijven exploiteren.

Super De Boer had forse druk gezet op de franchisenemer om over te gaan naar de formule van C1000 en, toen dat niet tot enig resultaat leidde, de samenwerkingsovereenkomst met de franchisenemer opgezegd. De Super De Boer-formule zou namelijk uit de markt verdwijnen. Vanaf het moment dat bekend werd dat Super de Boer uit de markt zou verdwijnen heeft de franchisenemer steeds verzocht een Jumbo-supermarkt te mogen worden, wat Super De Boer pertinent had geweigerd. De franchisenemer is toen onder eigen naam de supermarkt gaan exploiteren.

Eerst later, toen Jumbo eigenaresse was geworden van Super De Boer, heeft Super De Boer zich bedacht en de franchisenemer verzocht mee te werken aan ongedaanmaking van de opzegging/beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst en in dat kader de Jumbo-formule alsnog aangeboden. De franchisenemer weigerde evenwel.

Jumbo vorderde dat de franchisenemer alsnog de Jumbo-formule zou gaan voeren. Jumbo heeft volgens het gerechtshof onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zo zwaarwegend zijn dat zij zouden moeten meebrengen dat de franchisenemer gehouden was in te stemmen met de voortzetting van de samenwerking met Super De Boer en aan een overname door Jumbo. Bovendien is niet onaannemelijk dat de franchisenemer toen reeds kosten voor voorbereiding en implementatie had gemaakt voor de voortzetting van de supermarkt onder eigen naam. De conclusie is dan ook dat dat de franchisenemer contractueel, noch buitencontractueel, verplicht was de aangeboden Jumbo-formule te accepteren.

Omdat de hoofdhuurovereenkomst tussen de pandeigenaar en Super De Boer bepaalde dat het gehuurde alleen gebruikt kon worden door een franchisenemer van Super De Boer, vorderde de pandeigenaar ontruiming van het gehuurde door Super De Boer. Super De Boer vorderde op haar beurt weer ontruiming van het gehuurde door de franchisenemer die onder eigen naam de supermarkt exploiteerde. Alhoewel de ontruiming van de hoofdhuurovereenkomst werd toegekend sloten de pandeigenaar en Super De Boer/Jumbo naderhand opnieuw een huurovereenkomst. De laatste vordering, de ontruiming door de franchisenemer als onderhuurder, wordt afgewezen, mede gezien het feit dat de franchisenemer niet gehouden was voor een opgedrongen C1000- of Jumbo-formule te opteren.

De onderhuurovereenkomst met de franchisenemer is door Super De Boer opgezegd met een beroep op dringend eigen gebruik. In eerste aanleg slaagt dit beroep. Als tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten heeft de kantonrechter een bedrag van € 50.000,- vastgesteld, onder de voorwaarde dat Kippersluis haar onderneming binnen 12 maanden na de ontruiming verplaatst binnen een bepaalde straal. In hoger beroep houdt dit oordeel in zoverre geen stand  dat Jumbo succesvol aangegeven heeft dat de franchisenemer zich onder de formule van Super De Boer schuldig gemaakt heeft aan fraude. De ontbinding van de huurovereenkomst is derhalve gerechtvaardigd in plaats van de opzegging wegens dringen eigen gebruik. Dat betekent dat de verhuis- en inrichtingskosten van € 50.000,- ten onrechte aan de franchisenemer betaald zijn en weer terugbetaald moeten worden aan Jumbo.

De slotsom is dat de franchisenemer, ondanks dat deze niet gehouden is een opgedrongen alternatieve formule te voeren, soms toch uitgespeeld kan worden. Het gevecht om een supermarktvestigingspunt is soms hevig en vereist spitsvondige anticipatie op het schaakspel dat gespeeld wordt.

 

Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Rechter: Bescherm franchisenemer tegen supermarktorganisatie (Coop) als verhuurder

Behoeft de franchisenemer wettelijke bescherming tegen supermarktfranchisegever Coop? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 9 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1151, dat dit het geval is.

Acquisitiefraude vs. dwaling bij franchiseprognoses

Wie moet bewijzen dat de prognose van de franchisegever ondeugdelijk is? In beginsel is dat de franchisenemer. Als de franchisenemer een beroep doet op de Wet Acquisitiefraude, dan kan het zijn dat

Terugverkoopplicht bij einde franchiseovereenkomst

In franchiseovereenkomsten is soms bepaald dat de franchisenemer verplicht is om aangekochte activa bij het einde van de franchiseovereenkomst terug te verkopen.

Positie franchisenemers bij herstructurering franchisegever

Franchisenemers dienen door de franchisegever vooraf adequaat en ruimhartig geïnformeerd te worden over de inhoud en consequenties van (nadere) afspraken...

Interview Franchise+ – mrs. J. Sterk en A.W. Dolphijn – “Omkering bewijslast bij prognoses door rechter gehonoreerd” – februari 2018

De nieuwe Wet Acquisitiefraude blijkt inderdaad relevant voor de franchisebranche, blijkt uit dit artikel uit Franchise+. Alex Dolphijn van Ludwig & Van Dam staat een franchisenemer bij in een

Door Ludwig en van Dam|01-02-2018|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |
Ga naar de bovenkant