De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?
De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een franchisenemer om na afloop van een franchiseovereenkomst concurrerende handelingen te verrichten. De franchisenemer had aangevoerd dat de franchisegever structureel en zeer zwaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen als franchisegever, waardoor de franchisenemer genoodzaakt was de franchiseovereenkomst te beëindigen. Daarom zou volgens de franchisenemer het verbod niet meer gelden.
Wat niet uit het vonnis volgt, is of er een beroep gedaan is op analogie van deze situatie tussen een werkgever en een werknemer. In het arbeidsrecht is bepaald dat een werkgever geen rechten kan ontlenen aan een afgesproken concurrentiebeding, als de beëindiging of het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (zie artikel 7:653 lid 4 BW).
In onderhavige kwestie werd de franchisenemer niet gevolgd door de rechtbank, omdat niet is gebleken dat de franchisenemer ook al vóór de beëindiging van de franchiseovereenkomst aan de franchisegever kenbaar had gemaakt dat de franchisegever tekortschoot in haar verplichtingen als franchisegever. Doordat de franchisenemer dit standpunt pas ná de beëindiging van de franchiseovereenkomst had kenbaar gemaakt, kan volgens de rechtbank niet worden vastgesteld dat het einde van de franchiseovereenkomst in overwegende mate aan de franchisegever te wijten is. Het concurrentiebeding blijft daarom op die grond gewoon geldig. Omdat overigens naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat de franchisenemer niet betrokken was bij de verwittigde concurrerende handelingen, werd het beroep op het concurrentiebeding alsnog afgewezen.
Uit deze uitspraak valt te destilleren dat de machtsverhouding tussen een franchisegever en franchisenemer mogelijk in bepaalde situaties een parallel zou kunnen vertonen met de machtsverhouding tussen een werkgever en een werknemer. Verdient een kleine afhankelijke franchisenemer dezelfde bescherming tegen een grote machtige franchisegever, als dat een werknemer jegens een werkgever heeft? De overwegingen van de rechtbank lijken deze mogelijkheid niet uit te sluiten.
Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.
![232court-min](https://www.ludwigvandam.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min.jpg)
Andere berichten
Interview mr. J. Sterk in Distrifood – “Gejuich over Nederlandse Franchise Code voorbarig” – 27 februari 2016
Interview mr. J. Sterk in Distrifood - "Gejuich over Nederlandse Franchise Code voorbarig"
Nieuwsbrief definitieve Nederlandse Franchise Code – 24 februari 2016 – D.L.van Dam
Nieuwsbrief definitieve Nederlandse Franchise Code – D.L.van Dam
Minister Kamp verkent wettelijke verankering Franchise Code – 17 februari 2016
Minister Kamp verkent wettelijke verankering Franchise Code
Interview mr. D.L. van Dam bij BNR Nieuwsradio over de Nederlandse Franchise Code – 17 februari 2016
Interview mr. D.L. van Dam bij BNR Nieuwsradio over de Nederlandse Franchise Code
Webshops in franchiseverhoudingen – 12 februari 2016 – mr. J. van de Peppel
Webshops in franchiseverhoudingen
Webshops in franchiseverhoudingen
Volgens in januari 2016 door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde gegevens