Continuering exploitatie, ondanks forse achterstand franchisefee?

Door Gepubliceerd Op: 16-06-2014Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Kan de franchisenemer door blijven gaan met exploiteren, ondanks een forse betalingsachterstand van franchisefee? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 29 april 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:4701) in kort geding over deze vraag.

IPIC verhuurt als franchisegever een IMO-autowasstraat ter exploitatie een franchisenemer. De franchisenemer heeft meer dan een ton aan verschuldigde franchisevergoeding onbetaald gelaten. Na ingebrekestelling ontbindt IPIC buitengerechtelijk de franchiseovereenkomst, vervangt de sloten tot de autowasstraat en maakt de autowasstraat onbruikbaar voor de franchisenemer.

De franchisenemer vordert in kort geding de autowasstraat weer ter vrije beschikking te krijgen. Als tegenvordering vordert de franchisegever – onder meer – voor zover vereist, de franchisenemer te verplichten het gehuurde te ontruimen en ontruimd te houden.

De voorzieningenrechter oordeelt dat, nu de franchiseovereenkomst (deels) mede te kwalificeren is als de huur van bedrijfsruimte, de franchisegever de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk kan ontbinden. Alleen de rechter kan een huurovereenkomst bedrijfsruimte ontbinden (artikel 7:231 lid 1 BW). De rechter wijst de vordering tot weder terbeschikkingstelling van de autowasstraat aan de franchisenemer toe. In dat verband wordt ook de tegenvordering van de franchisegever tot ontruiming van het gehuurde afgewezen.

De juridische kwalificatie van een franchiseovereenkomst blijft soms lastig als er sprake is van ook het gebruik van een onroerende zaak. Als het gebruik van de onroerende zaak te kwalificeren is als een bedrijfsruimte en er staat hier enigerlei wijze van vergoeding tegenover, dan prevaleren al heel snel de wettelijke beschermingsregels ten behoeve van de huurder van een bedrijfsruimte. Een belangrijke beschermingsregel is dat de verhuurde niet zonder de rechter of zonder de medewerking van de huurder de huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte tussentijds kan beëindigen. Een voorafgaande juridische analyse van de franchiseovereenkomst en de relevante omstandigheden, kan uitkomst bieden ter voorkoming van onzekerheden.


Mr A.W. Dolphijn – Franchise advocaat

 Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl 

Andere berichten

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer

Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden

Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising

Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.

Door Ludwig en van Dam|10-08-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |

Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?

De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had

Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers

In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?

Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de

Ga naar de bovenkant