C1000 verliest hoger beroep inzage C1000-deal
Het gerechtshof te Den Bosch heeft op 12 mei 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:1668) een beslissing genomen over de vraag of de Vereniging C1000 inzage dient te verstrekken van stukken over de afspraken die Jumbo en Ahold gemaakt hebben over de C1000‑franchisenemers.
Op 23 september 2014 had de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2014:5484) de vordering van de Vereniging C1000 al afgewezen. De Voorzieningenrechter oordeelde toen dat de belangenafweging in het voordeel van Jumbo gemaakt wordt. In een eerdere publicatie gaf ik reeds aan dat de uitkomst begrijpelijk is, omdat de commerciële afspraken tussen onder andere Jumbo en Ahold niet af hoeven te doen aan de juridische positie van de C1000-franchisenemers. Ik wees toen nog op de mogelijkheid voor de Vereniging om de vordering in te steken vanuit het perspectief van de intellectuele eigendomsrechten. De C1000-franchisenemers hebben namelijk op grond van de franchiseovereenkomst een licentie tot het gebruik van de intellectuele rechten van het merk C1000. Op die manier zou gevorderd kunnen worden welke afspraken er gemaakt zijn tussen Jumbo met bijvoorbeeld Ahold over het lot van de licentienemers (c.q. de C1000‑franchisenemers) bij overgang van het vestigingspunt op Ahold. Immers, in dat geval zou de belangenafweging (van artikel 843a lid 4 Rv) niet, althans veel minder een rol spelen (ingevolge artikel 1019a lid 3 Rv).
De Vereniging C1000 is in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof. Het gerechtshof benadrukt dat de Vereniging C1000 moet aantonen dat zij een rechtmatig belang heeft bij de inzage van de stukken bij Jumbo. Niet voldoende is als er belangstelling is voor de stukken, zodat de (gewezen) C1000-franchisenemers hun rechtspositie zouden kunnen bepalen. Uit de gepubliceerde uitspraak blijkt niet dat de vordering ingestoken is vanuit het perspectief van de intellectuele eigendomsrechten, zodat de belangenafweging (van artikel 843a lid 4 Rv) onverkort geldt.
Het gerechtshof oordeelt dat de afspraken ter zake de overgang van het vastgoed en de verhuurrechten van C1000 naar bijvoorbeeld Ahold, in beginsel de huurovereenkomst met de C1000-franchisenemer in tact laat. In de huurovereenkomsten is echter bepaald dat het gehuurde uitsluitend gebruikt kan worden ter exploitatie van de C1000-formule. Er vindt dan ook een doorbreking plaats van de samenhang tussen de huur- en franchiseovereenkomst.
Het gerechtshof betrekt de doorbreking van deze samenhang bij haar oordeel. Het gerechtshof overweegt dat voor een individuele C1000-franchisenemer van belang kan zijn om te weten of hij, bij doorbreking van de samenhang tussen huur- en franchiseovereenkomst, op basis van de afspraken tussen Jumbo en Ahold, onder bepaalde omstandigheden niet tevens over zou kunnen gaan naar de Jumbo formule of een andere formule. Het gaat derhalve om de situatie waarbij een C1000 franchisenemer nog niet tot afspraken gekomen is met Ahold over het sluiten van een franchiseovereenkomst ter exploitatie van de Albert Heijn formule, terwijl de C1000‑franchisenemer wel van Ahold de winkelruimte huurt. Het gerechtshof lijkt daarmee, net als de voorzieningenrechter, niet blind te zijn voor de belangen van sommige franchisenemers die in een bepaalde richting geduwd worden.
Het merendeel van de C1000-franchisenemers is inmiddels tot afspraken gekomen over een opvolgende formule, zodat de vraag of ook voor een andere formule gekozen kan worden niet meer zo groot is. Van een voldoende rechtmatig belang van de Vereniging C1000 voor het hebben van inzage in de afspraken met Ahold is geen sprake (meer), aldus het gerechtshof. De Vereniging C1000 heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er inderdaad afspraken zouden zijn gemaakt tussen Jumbo en Ahold over de overstap van C1000;franchisenemers naar een andere formule dan de formule van Albert Heijn. Deze stellingen zijn door de Vereniging C1000 niet onderbouwd, noch met verklaringen, noch met specificatie om welke afspraken het in concreto zou gaan. Het gerechtshof gaat hier dan ook aan voorbij.
Het gerechtshof verwittigt de Vereniging C10000 dat zij haar vorderingen louter gegrond [heeft]; op ongefundeerde gissingen&;, hypothetische benaderingen;wellicht in de hoop dat er iets voor de franchisenemers valt te halen bij Jumbo, C1000 B.V. of Ahold dan wel voor de individuele franchisenemers bij de onderhandelingen met Ahold . Geconcludeerd wordt dan ook dat er sprake is van een fishing expedition van de Vereniging C1000 en wordt het hoger beroep afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
(On)mogelijkheden bij faillissement
De afgelopen jaren was een periode met een bijzonder ...
Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers
Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...
Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule
De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken!
Standstill periode: vier weken is en blijft vier weken! ...
Strikte toepassing standstill-periode
In een vonnis van de rechtbank Den Haag 8 november ...
Ludwig & Van Dam in De Telegraaf: Voor franchisers breken onzekere tijden aan als formule failliet gaat
In de Financiële Telegraaf van 9 februari 2024 gaf Alex ...