Boete voor franchisegever omdat aspirant-franchisenemer vreemdeling is
De Raad van State heeft op 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1815, beslist over de vraag of bij de (voorgenomen) samenwerking tussen een franchisegever en een aspirant-franchisenemer, de franchisegever een tewerkstellingsvergunning nodig had, omdat de aspirant-franchisenemer een vreemdeling is. De werkzaamheden waren kennelijk verricht in de precontractuele fase voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst.
Een franchisegever heeft een boete opgelegd gekregen op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen omdat iemand met de Chinese nationaliteit werkzaamheden verrichtte. De franchisegever stelt niet als werkgever van de vreemdeling te kunnen worden aangemerkt, omdat de vreemdeling mede-eigenaar van haar franchisenemer is, zoals blijkt uit de overgelegde franchiseovereenkomst. De franchisegever voert ook aan dat er geen sprake geweest is van een vergoeding of het geven van instructies over de uit te voeren werkzaamheden. Voor zover de vreemdeling op drukke dagen massages heeft verricht, zijn dat activiteiten die hij verrichtte uit hoofde van zijn aankomende franchisenemerschap waartoe hij op eigen initiatief heeft besloten.
De Raad van State oordeelt echter dat diegene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten een vergunningsplichtig werkgever is. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst of gezagsverhouding is daarbij niet relevant. Dat een vreemdeling in opdracht of ten dienste van een werkgever arbeid heeft verricht is voor het aannemen van feitelijk werkgeverschap reeds voldoende. Ook doen voor de kwalificatie van werkgever de aard, omvang en duur van de werkzaamheden en of loon is betaald dan wel het enkel hulp betrof, niet ter zake. Dat het ging om werkzaamheden vooruitlopend op het franchisenemerschap van de vreemdeling en dat hij geen loon heeft ontvangen, maakt het vorenstaande niet anders. Gelet op het vorenstaande had de franchisegever als werkgever in de zin van de Wet Arbeid Vreemdelingen in het bezit moeten zijn van een tewerkstellingsvergunning voor de vreemdeling. Nu de franchisegever dat niet had, is de aan de franchisegever opgelegde boete terecht.
Franchisegevers doen er goed aan om in de precontractuele fase, waar opleidingen gegeven worden of proefsessies uitgevoerd worden, ten aanzien van aspirant franchisenemers de identiteit van de aspirant te verifiëren en waar nodig een tewerkstellingsvergunning aan te vragen.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.
Andere berichten
Supermarktnieuwsbrief – nr. 33 –
Vandaag heeft de ACM bekend gemaakt de fusie goed te ...
Artikel Franchise+: “De valkuilen van de standstill-periode” – mr. R.C.W.L. Albers – 22 december 2021
Met de komst van de Wet franchise dit jaar is ...
Franchisenemer veroordeeld tot vergoeden van gemiste fee-inkomsten franchisegever.
In een recente uitspraak stond de vraag centraal of de ...
Artikel Franchise+: “Is franchisegever gehouden aan de statuten van de franchisenemersvereniging?” – mr. M. Munnik – d.d. 11 november 2021
Binnen een franchiseorganisatie is het niet ongewoon dat franchisenemers zich ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Hobbels in de stand still-periode” – mr. T. Meijer – d.d. 19 oktober 2021
Door een groot aantal partijen, waaronder niet op de laatste ...
Eenzijdige wijzigingen openingstijden per 1 januari 2022 verboden
Op 14 juli 2021 werd een wetswijziging van de winkeltijdenwet ...