Bewijsvergaring voor ondeugdelijke prognose

Het Gerechtshof te Den Bosch heeft in een arrest van 17 februari 2015 ( ECLI:NL:GHSHE:2015:556) geoordeeld dat een franchisenemer geen inzage krijgt in de administratie van de voorgaande franchisenemer op hetzelfde vestigingspunt. Deze vordering was gericht tegen het administratiekantoor van onder andere  de vorige franchisenemer. De franchisenemer vorderde inzage ter onderbouwing van haar standpunt dat de franchisegever een ondeugdelijke prognose voorgehouden had. 

Als een door de franchisegever afgegeven prognose niet uitkomt, dan geldt volgens vaste rechtspraak dat dit in beginsel op zichzelf nog niet hoeft te betekenen dat de prognose ondeugdelijk is geweest. Het kan dan dienstig zijn als de betreffende franchisenemer inzage krijgt in de administratie van bijvoorbeeld de voorgaande franchisenemer op de betreffende vestigingspunt. Het kan zijn dat de bedrijfsresultaten van de vorige franchisenemer ongeveer gelijk zijn als die van de huidige franchisenemer. De franchisegever heeft dan wel iets uit te leggen als hij bij de huidige franchisenemer een significant beter bedrijfsresultaat prognotiseerde. 

In onderhavige geval was er een franchisenemer die het sterke vermoeden had dat de voorgehouden prognose ondeugdelijk was. De prognose was gebaseerd op de cijfers van de vorige franchisenemer en opgesteld door het administratiekantoor in kwestie. Vermoed werd dat er bepaalde zakelijke posten ten onrechte onder de post privéopnamen waren geboekt. De franchisenemer vorderde van het administratiekantoor inzage in de boekhouding van de vorige franchisenemer op het vestigingspunt. Zo werd inzage gevorderd in onder meer de grootboekkaarten van de vorige franchisenemer.

De enkele interesse in dergelijke informatie is niet genoeg, aldus het Gerechtshof. Het moet gaan om stukken waarbij een direct en concreet belang bestaat. Het ligt op de weg van de eiser om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt. 

Alhoewel de betreffende franchisenemer hier wel belang bij had, oordeelt het Gerechtshof dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de cijfers van de vorige franchisenemers is gewaarborgd (artikel 843a, vierde lid Rv). De vordering wordt derhalve afgewezen. Het Gerechtshof meent namelijk dat ook op andere manieren en dus met ander bewijs de stelling onderbouwd kan worden dat de verschafte prognose ondeugdelijk was. Zo waren er reeds getuigenverklaringen overgelegd en was er een deskundigenrapport in de procedure gebracht. Onderhavige vordering was ingesteld als voorlopige voorziening tijdens de hoger beroepsprocedure (een zogenaamd incident), zodat in de hoger beroepsprocedure zelf mogelijk nog ruimte was voor bewijslevering. 

Het vergaren van bewijs voor een ondeugdelijke prognose lijkt onontbeerlijk, maar overdaad kan in bijzondere gevallen schadelijk zijn. Het van belang om zo goed mogelijk in te schatten welk bewijs benodigd is en hoe dit bewijs geleverd kan worden. De franchisenemer wordt veroordeeld in de proceskosten van de afgewezen vordering in het incident.

Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Rechter: zorgplicht franchisegever vergelijkbaar met die van een bank”

Diverse uitspraken in 2016 hebben duidelijk gemaakt hoe hoog de zorgvuldigheidsnorm voor een franchisegever jegens zijn franchisenemers ligt.

Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen.

Ga naar de bovenkant