Bevoegdheid van de kantonrechter in zaken over dwaling

Door Gepubliceerd Op: 04-04-2011Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Rechtbank Arnhem

De beoordeling van geschillen over een (onder)huurovereenkomst is door de wet toegewezen aan de specialistische kantonrechter, terwijl geschillen over een franchiseovereenkomst, in beginsel, door de ‘normale’ (civiele) rechter worden beoordeeld. In franchising is het zeer gangbaar dat er, naast het sluiten van een franchiseovereenkomst, eveneens een (onder)huurovereenkomst tot stand komt tussen de franchisegever en de franchisenemer. Welke rechter is bevoegd als de franchisenemer zich beroept op de vernietigbaarheid van beide overeenkomsten?

Zoals eerder aan de orde is gekomen op deze website, lijkt het antwoord op deze vraag eenvoudig beantwoord te kunnen op grond van de wet. Uit de diverse rechtspraak die er over dit onderwerp is te vinden, blijkt echter dat deze klaarblijkelijke eenvoud kennelijk schijn is en dat er door verschillende rechter op verschillende manieren naar deze materie gekeken wordt.

Onlangs heeft de rechtbank Arnhem een uitspraak gedaan, die rechtstreeks op de wet lijkt te zijn geschoeid en om die reden de rechtszekerheid bevordert. De casus is, kort samengevat, als volgt. De franchisegever c.s. vordert bij de ‘normale’ civiele rechter van een franchisenemer niet alleen franchisevergoeding, maar ook huurpenningen uit hoofde van een (onder)huurovereenkomst. De franchisenemer verdedigt zich door te stellen dat hij heeft gedwaald, om welke reden in zijn visie zowel de franchiseovereenkomst als de huurovereenkomst vernietigd dienen te worden. De rechter is van oordeel dat, nu er sprake is van een samenloop van vorderingen die ook betrekking hebben op een (onder)huurovereenkomst, een kantonrechter de zaak dient te beoordelen. Doorverwijzing volgt dan ook.

 

Mr J.H. Kolenbrander – Franchise advocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar kolenbrander@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Rechter: zorgplicht franchisegever vergelijkbaar met die van een bank”

Diverse uitspraken in 2016 hebben duidelijk gemaakt hoe hoog de zorgvuldigheidsnorm voor een franchisegever jegens zijn franchisenemers ligt.

Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen.

Ga naar de bovenkant