Bestuurdersaansprakelijkheid bij een onjuiste prognose

De rechtbank Rotterdam heeft op 4 februari 2015 een vonnis gewezen (ECLI:NL:RBROT:2015:879) over onder meer de vraag of de bestuurder van een verkopende rechtspersoon aansprakelijk was. De bestuurder had de activa verkocht van de door de rechtspersoon gedreven onderneming en daarbij een prognose gegeven van de te behalen omzetten, onder meer aan de hand van een omzetinschatting, een continue werkstroom en een lijst met prospects. Verder was overeengekomen dat er een samenwerking zou worden voortgezet met de verkopende partij, waarbij de koper onder meer de huisstijl et cetera zou kunnen blijven gebruiken.

De voorgehouden resultaten komen niet in de buurt van het gerealiseerde. De verkopende rechtspersoon gaat failliet. Daardoor is de afgesproken samenwerking ook niet geworden wat afgesproken was.

Ten eerste werd gevorderd dat de (indirect) bestuurder op grond van artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de tekortkomingen van de (gefailleerde) rechtspersoon. Voor zover de koper met deze stelling een doorwerking van de contractuele aansprakelijkheid van de rechtspersoon bewerkstelligen, faalt deze volgens de rechtbank. Terecht oordeelt de rechtbank dat algemeen wordt aangenomen dat in artikel 2:11 BW uitsluitend gedoeld wordt op uit de wet voortvloeiende aansprakelijkheid en dus niet op contractuele aansprakelijkheid. Dit is ook bevestigd in een passage in de memorie van antwoord (Kamerstukken I, 16 631, nr. 27b, p. 22).

De rechtbank stelt dat, wil van onrechtmatig handelen door de bestuurder sprake kunnen zijn, dan dient vast komen te staan dat de bestuurder de wederpartij bewust onjuist heeft geïnformeerd, mondeling dan wel schriftelijk. De rechtbank zet daarbij niet uiteen dat, zoals uit vaste jurisprudentie volgt, de beoordelingsmaatstaf in beginsel is dat er sprake dient te zijn van een (persoonlijk) ernstig verwijt. Deze relatief hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat primair sprake is van handelingen van de B.V. en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Zie HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628.

Voorts constateert de rechtbank, mede op basis van een getuigenverklaring van de (voormalig) bedrijfsleider van de verkochte onderneming, dat de bestuurder bij de betreffende verkoop moet hebben geweten dat het geprognotiseerde niet haalbaar was. De rechtbank oordeelt dat de bestuurder hier bewust onrechtmatig handelde.

Nu de rechtbank bewustheid van de onjuiste mededelingen bij de verkoop aanneemt, valt dit ook onder vorenbedoelde maatstaf van de (persoonlijke) ernstige verwijtbaarheid. Dit verklaart mogelijk waarom de rechtbank de maatstaf voor bestuurdersaansprakelijkheid beperkt motiveert.

Het bewust voorhouden van een onjuiste prognose bij verkoop van activa, kan aansprakelijkheid van de bestuurder van die rechtspersoon opleveren. Alhoewel onderhavige kwestie niet expliciet ziet op een franchiseverhouding, is onderhavige kwestie juist ook daartoe van belang nu de beschreven situaties zich ook zeer wel bij franchising zou kunnen voordoen.

 

Mr A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Vergissing of misleiding bij het sluiten van de franchiseovereenkomst

Een franchisenemer die na het sluiten van een franchiseovereenkomst spijt krijgt, kan van mening zijn dat hij voor of bij het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever ...

De door de franchisegever voorgeschreven leverancier presteert niet? Wat nu?

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde op 20 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:727, over de vraag wie moet bewijzen dat de franchisenemer op het verkeerde been gezet is bij het aangaan van de

Rechter: Bescherm franchisenemer tegen supermarktorganisatie (Coop) als verhuurder

Behoeft de franchisenemer wettelijke bescherming tegen supermarktfranchisegever Coop? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 9 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1151, dat dit het geval is.

Acquisitiefraude vs. dwaling bij franchiseprognoses

Wie moet bewijzen dat de prognose van de franchisegever ondeugdelijk is? In beginsel is dat de franchisenemer. Als de franchisenemer een beroep doet op de Wet Acquisitiefraude, dan kan het zijn dat

Terugverkoopplicht bij einde franchiseovereenkomst

In franchiseovereenkomsten is soms bepaald dat de franchisenemer verplicht is om aangekochte activa bij het einde van de franchiseovereenkomst terug te verkopen.

Ga naar de bovenkant