Bescherming franchisenemer bij onderhuur

Door Gepubliceerd Op: 23-02-2012Categorieën: Uitspraken & actualiteitenLabel: , ,

Rechtbank Rotterdam, sector kanton 

Onlangs is door de kantonrechter uitspraak gedaan in verband met afwijking van het dwingend huurrecht, inhoudende dat de huurovereenkomst dient te beëindigen wanneer de franchiseovereenkomst wordt beëindigd. 

De kantonrechter overweegt dat het zelfstandig huurdersbelang van de franchisenemer in deze situatie (wasstraten), vergelijkbaar is met exploitatieovereenkomsten van benzinestations, waarbij het zelfstandig huurdersbelang eveneens relevant is. Doel van de aan de kantonrechter voorgelegde constructie is te waarborgen de huurovereenkomst eindigt wanneer de franchiseovereenkomst eindigt. De kantonrechter wijst het verzoek evenwel af en overweegt daarbij het volgende: 

– er zijn teveel en te ruime opzegmogelijkheden opgenomen tussen franchisenemer en franchisegever;

– de wettelijke opzeg- en beëindigingsmogelijkheden voor franchisenemer worden nodeloos opzij gezet;

– door afstand te doen van zijn huurbescherming zonder nadere compensatie van de franchisegever loopt de franchisenemer goodwill mis;

–  de gevolgen van eventuele goedkeuring van de afwijkende bedingen zijn mede in verband met doorlopende verplichtingen, niet goed te voorzien. Op grond daarvan wordt het niet wenselijk geacht dat de mogelijkheid van rechtelijke toetsing op voorhand wordt uitgesloten. 

De kantonrechter overweegt voorts dat de franchisenemer een kleine zelfstandige is en volledig afhankelijk van de activiteiten in de franchisevestiging in kwestie. Het feit dat de franchisegever onderdeel is van een internationaal opererende franchise-organisatie brengt in de visie van de kantonrechter bepaald niet met zich dat franchisenemer (gedeeltelijke) huurbescherming dient te worden ontzegd. 

De uitspraak leert dat bij toetsingen de belangen van franchisenemers zorgvuldig door kantonrechters worden afgewogen en dat een koppeling tot afwijkende huurbedingen niet zonder meer een gelopen koers is. Franchisenemer en franchisegever doen er verstanding aan hun rechten en belangen zorgvuldig af te wegen en op basis van consensus eventueel af te wijken van het dwingend huurrecht. Daarbij mag het huurdersbelang van de franchisenemer niet verder mag strekken dan nodig in het kader van het bewaren van het vestigingspunt voor de franchise-organisatie. Compensatieregelingen, bijvoorbeeld in de vorm van terugnameregelingen zijn in dat kader zonder meer van belang. Franchisenemer en franchisegever doen er dan ook verstandig aan hierop te anticiperen door eventuele compensatieregelingen op voorhand ook op te nemen in hun overeenkomsten.

Mr Th.R. Ludwig  – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar ludwig@ludwigvandam.nl

Andere berichten

De herstructurering binnen de formules van Intergamma in juridisch perspectief

De juridische werkelijkheid is soms weerbarstiger dan de feitelijke. De geruchtmakende kwestie bij Intergamma is daar een mooi voorbeeld van.

Non-concurrentiebeding bij verkoop franchiseonderneming

Hoe scherp dient een non-concurrentiebeding te zijn bij de verkoop van een franchiseonderneming aan de franchisegever? Die vraag was aan orde in een geschil waarin de rechtbank Gelderland op

Franchisegever faalt met beroep op non-concurrentiebeding

Alhoewel een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst geldig geformuleerd is, kan er toch een situatie ontstaan die dermate diffuus is dat de franchisegever er geen beroep op kan doen.

Overnames en franchisenemersbelang

Het zal niemand zijn ontgaan, zeker het laatste jaar kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de Nederlandse economie zich weer fors in de lift bevindt.

Welke rechter bij huur- en franchiseovereenkomst?

Welke rechter is bevoegd te oordelen over een samenhangende huur- en franchiseovereenkomst?

Ga naar de bovenkant