Beëindiging franchiseformule en einde onderhuur

Gerechtshof Den Haag 16 juli 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3720

Beëindiging franchiseformule en einde onderhuur

Kan de franchisegever – zonder schadeplichtig te zijn – de franchiseformule staken en bovendien de huurrelatie met de franchisenemer beëindigen, waarbij de franchisegever wel verdergaat met een webshop?

Een franchisenemer exploiteert een drogisterijformule in een van de franchisegever ondergehuurde bedrijfsruimte. De onderhuurovereenkomst bepaalt dat met beëindiging van de huurrelatie tevens de franchiseovereenkomst eindigt. Er is een bestemmingsclausule opgenomen, inhoudende de verplichting om uitsluitend de formule van De Boer Drogisterijen te voeren in het gehuurde.

In de franchiseovereenkomst is onder meer de verplichting opgenomen van de franchisegever om de franchisenemer niet te (doen laten) beconcurreren. De franchiseovereenkomst voorziet ook in de mogelijkheid van opzegging en bepaalt dat de franchisegever mag opzeggen als voortzetting in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd.

Kennelijk wordt op enig moment een andere organisatie de franchisegever/onderverhuurder, te weten Trekpleister B.V., die franchisegever is van de Trekpleisterformule. De franchisenemer gaat de Trekpleisterformule exploiteren in het gehuurde. De aandelen in Trekpleister B.V. gaan voorts in 1997 over op een andere organisatie, waardoor de onderhuurovereenkomst in handen komt van een partij die, naast franchisegever van de Trekpleisterformule, ook exploitant van de drogisterijformule Kruidvat is. Vanaf dat moment behoren de Kruidvatformule en de Trekpleisterformule dus tot hetzelfde concern. Kruidvat Retail B.V. wordt de franchisegever en de onderverhuurder van de franchisenemer die de Trekpleister formule exploiteert.

Bij aangetekende brief van 18 mei 2006 heeft Kruidvat Retail B.V. de franchiseovereenkomst opgezegd per 7 november 2010. De brief besluit met de mededeling dat met het einde van de franchiseovereenkomst tevens de onderhuurovereenkomst zal eindigen. Onder meer per brief van 26 juli 2006 heeft Kruidvat Retail B.V. de hoofdhuurovereenkomst met de hoofdverhuurder per 7 november 2010 opgezegd. De franchisenemer/onderhuurder heeft het gehuurde per 7 november 2010 onder protest ontruimd. Kennelijk wenst Kruidvat Retail B.V. het vestigingspunt te verlaten.

De vraag die voorgelegd is, is of de franchiseovereenkomst beëindigd mocht worden. Kruidvat Retail B.V. heeft gesteld dat zij om strategische en bedrijfseconomische redenen heeft besloten te stoppen met de Trekpleisterformule. Een franchisegever heeft volgens het Hof als ondernemer het recht om een dergelijke keuze te maken. Onbetwist is dat de samenwerking met alle overige franchisenemers reeds is beëindigd. Van de franchisegever kan niet worden verwacht dat zij de franchiseformule uitsluitend ten behoeve van onderhavige franchisenemer voortzet, ook niet als dit op zich weinig moeite zou kosten. De franchisegever heeft voorts volgens het Hof voldoende rekening gehouden met de belangen van de franchisenemer door een zeer ruime opzegtermijn van circa 4,5 jaar in acht te nemen.

Nu de franchiseovereenkomst beëindigd is, komt de vraag op of de franchisegever de hoofdhuurovereenkomst kon opzeggen. De franchisenemer heeft er kennelijk op gewezen dat de franchisegever de onderhuurovereenkomst niet had hoeven en niet had mogen beëindigen omdat dat de belangenafweging van artikel 7:296 lid 3 BW in het voordeel van de onderhuurder doorslaat. Het Hof oordeelt anders en overweegt onder meer dat de onderhuur uiteindelijk ongeveer 15 jaar geduurd heeft. Algemeen wordt volgens het Hof aangenomen (en in dit geval is niet voldoende gemotiveerd weersproken) dat gedane investeringen in beginsel in 10 jaar kunnen worden terugverdiend. Verder is niet (voldoende) weersproken dat (onder)verhuur van bedrijfsruimten door Kruidvat Retail B.V. aan een willekeurige derde, niet zijnde een franchisenemer, niet tot de activiteiten van de franchisegever behoort. Opmerkelijk is de overweging van het Hof dat de in de huurovereenkomst opgenomen bestemmingsclausule (om het gehuurde te gebruiken overeenkomstig de in de franchiseovereenkomst aangegeven formule) onmogelijk door de franchisenemer kan worden nagekomen. Alhoewel de onderhuurovereenkomst in dat verband ziet op de formule van De Boer Drogisterijen, oordeelt het Hof dat hier de Trekpleister formule gelezen kan worden. Een redelijke uitleg brengt immers mee dat vanaf 1997 in plaats van de formule van De Boer Drogisterijen de Trekpleisterformule moet worden gelezen, aldus het Hof. De bestemmingsclausule wordt door het Hof dus ingevuld aan de hand van het jarenlange feitelijke gebruik. Kortom, ook de onderhuurovereenkomst dient te eindigen.

De franchisenemer verwijt de franchisegever ook nog dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst niet goed is nagekomen en in strijd heeft gehandeld met onder meer de non-concurrentieverplichting van de franchisegever. Kennelijk wordt gedoeld op de opening van een Trekpleisterinternetwinkel. Het Hof oordeelt dat er in dat kader de non-concurrentieverplichting slechts ziet op filiaal en dat een webshop bezwaarlijk als filiaal aan te merken is.

De schadevergoedingsvorderingen van de onderhuurder/franchisenemer worden ook afgewezen, kennelijk nu er niet voldaan is aan de schadebeperkingsplicht. Het Hof verwijt dat niet gesteld of gebleken is dat getracht is om de hoofdverhuurder om een indeplaatstelling te verzoeken en evenmin dat er iets in de weg stond om een nieuwe huurovereenkomst rechtstreeks met de hoofdverhuurder te sluiten.

Al met al een arrest waarmee de franchisenemer op alle fronten in het ongelijk gesteld wordt, zij het dat het Hof oordeelt dat beëindiging van de onderhuurovereenkomst niet met terugwerkende kracht vastgesteld kan worden. Het Hof beëindigd de huurovereenkomst derhalve per datum van het arrest. Echter, de franchisenemer had het ondergehuurde reeds ontruimd, zodat deze haar voordeel daar niet mee kan doen. De vraag is hoe de uitkomst van de procedure zou zijn, indien de franchisenemer het gehuurde niet per 7 november 2010 ontruimd zou hebben. Wellicht dat de franchisenemer dan een sterkere rechtspositie had kunnen innemen.

Mr A.W. Dolphijn  – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten,franchise juridisch advies.

Wilt u reageren? Mail naar dolphijn@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Rechter: zorgplicht franchisegever vergelijkbaar met die van een bank”

Diverse uitspraken in 2016 hebben duidelijk gemaakt hoe hoog de zorgvuldigheidsnorm voor een franchisegever jegens zijn franchisenemers ligt.

Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen.

Ga naar de bovenkant