Bart’s Retail in het gelijk gesteld door kantonrechter Nijmegen – 11 maart 2016 – mr. T. Meijer
Op 11 maart 2016 is door de rechtbank Gelderland Team Kanton locatie Nijmegen een einduitspraak gedaan in de door een aantal franchisenemers van Bakker Bart aangespannen rechtszaken. (ECLI:NL:RBGEL:2016:1387 Rechtbank Gelderland, 11-03-2016, 3896415) In deze uitspraken zijn alle vorderingen van deze franchisenemers afgewezen.
Door velen is de oorzaak van de huidige commotie in de wereld van franchise gezocht in de vermeende wantoestanden binnen de formule van Bakker Bart. In tal van media-uitingen is aandacht besteed aan de standpunten van de franchisenemers. Er zou van alles mis zijn en een collectieve rechtszaak van franchisenemers tegen de franchisegever zou nodig zijn om deze misstanden aan de kaak te stellen. De vermeende schade zou daarbij in de tientallen miljoenen lopen en de verwijten aan het adres van de franchisegever liepen hoog op. Uiteindelijk zijn er door elf franchisenemers evenzoveel individuele procedures tegen Bart’s Retail aangespannen. Eén procedure werd eerder ingetrokken en in de resterende tien zaken is nu vonnis gewezen door de kantonrechter te Nijmegen.
Aangezien de franchisenemers mede een vermeend fictief dienstverband aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd is door de rechtbank te Arnhem, waar de franchisenemers hun zaken in eerste instantie aanbrachten, geoordeeld dat zij ten onrechte werd aangezocht en dat de franchisenemers hun vorderingen voor de bevoegde kantonrechter te Nijmegen dienden aan te brengen. Deze Kantonrechter heeft dus nu de vorderingen van de franchisenemers inhoudelijk beoordeeld.
Huurstelsel van 1 januari 2009
De franchisenemers hebben Bart’s Retail verweten dat zij als gevolg van het, in nauw overleg met de franchisenemersvereniging en haar adviseurs, nieuw ingevoerde huurstelsel te veel huur betaalden. Voorheen betaalden de franchisenemers een omzetafhankelijke huur. Als gevolg van een negatief gerechtelijk oordeel over deze wijze van huurdoorbelasting, was deze niet langer houdbaar zodat partijen er voor kozen de daadwerkelijke huur door te belasten. Hiertoe werd tussen Bart’s Retail en de Bart’s Franchise Vereniging een convenant gesloten op basis waarvan het nieuwe stelsel is ingevoerd. De franchisenemers zijn van mening geweest dat dit nieuwe stelsel voor hen nadelig uitpakte en dat zij hierover hebben gedwaald. De Kantonrechter oordeelde dat de individuele franchisenemers geen contractspartij zijn geweest bij het gesloten convenant zodat zij in hun vorderingen tot vernietiging hiervan niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Daarbij heeft de Kantonrechter geoordeeld dat het nieuwe stelsel voor veel franchisenemers positief uitpakte. Voor zo ver dat al niet het geval is geweest, was hiervan allereerst de teruglopende omzet oorzaak. In ieder geval was dit een voorzienbaar gevolg van het nieuwe stelsel zodat de franchisenemers hierover niet hebben kunnen dwalen. Buiten de niet-ontvankelijkheid zijn alle vermeende vorderingen op grond van de gestelde dwaling door de Kantonrechter afgewezen.
De Kantonrechter oordeelt vervolgens dat de overige vorderingen van de franchisenemers op grond van vermeende wanprestatie of onrechtmatige daad van de zijde van Bart’s Retail vanwege het door Bart’s Retail hierop gevoerde verweer evenmin kunnen worden toegewezen. Hetzelfde heeft te gelden voor de vermeende vordering op grond van onvoorziene omstandigheden en vermeende strijd met de redelijkheid en billijkheid. Geen van de door de franchisenemers opgevoerde verwijten blijft overeind en de Kantonrechter heeft ze in het vonnis één voor één afgewezen.
Groothandelsmarge over deegwaren
De vermeende vorderingen van de franchisenemers op grond van de gesteld te hoge groothandelsmarges worden door de Kantonrechter eveneens afgewezen. De Kantonrechter volgt Bart’s Retail in haar stellingen dat door de door de franchisenemers ingehuurde adviseurs is geoordeeld dat de totale ketenmarge binnen de formule redelijk is. Er is daardoor volgens de Kantonrechter geen sprake van enig onrechtmatig handelen. Door de franchisenemers wordt volgens de Kantonrechter onvoldoende gesteld, laat staan aangetoond, om de vermeende vorderingen te kunnen onderbouwen. Hetzelfde heeft te gelden voor de vordering op grond van onvoorziene omstandigheden en de redelijkheid en billijkheid. Opnieuw worden alle vorderingen van de franchisenemers afgewezen.
Zorgplicht
De franchisenemers hebben eveneens diverse verstrekkende verwijten gemaakt aan Bart’s Retail over het gesteld niet nakomen van de zorgplicht. De Kantonrechter wijdt hieraan nog een afzonderlijke overweging. Ook deze verwijten worden door de Kantonrechter terzijde geschoven. Hierbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de adviseurs van de franchisenemers eerder juist aangegeven hebben dat de begeleiding van Bart’s Retail bovengemiddeld is. Met inachtneming van dit standpunt hebben de franchisenemers volgens de Kanonrechter onvoldoende naar voren gebracht om tot een ander oordeel te kunnen komen. Wederom worden alle vorderingen van de franchisenemers dienaangaande afgewezen.
Vermeende schijnzelfstandigheid
De reden voor de doorverwijzing van de procedure naar de Kantonrechter is de door de franchisenemers aangevoerde schijnzelfstandigheid. Naar de mening van de franchisenemers zou er sprake zijn van een fictief dienstverband. Vorderingen uit hoofde van een arbeidsrelatie vallen onder de bevoegdheid van de kantonrechter. Deze maakt echter korte metten met de stellingen van de franchisenemers over dit vermeende fictieve dienstverband. In het licht van het door Bart’s Retail gevoerde verweer dat er in het geheel geen sprake is van enige schijnzelfstandigheid en dat de franchisenemers handelen als zelfstandige ondernemers oordeelt de Kantonrechter dat de franchisenemers onvoldoende feitelijke onderbouwing leveren voor hun stellingen. Hierbij wordt benadrukt dat de intentie die partijen hadden en de wijze waarop zij aan hun overeenkomst vorm hebben gegeven, de doorslag dienen te geven bij de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. In deze gevallen was hiervan naar de mening van de Kantonrechter geen sprake. De franchisenemers zijn daarmee zelfstandige ondernemers waarbij geen sprake is van schijnzelfstandigheid.
De slotsom van deze procedures is dat Bart’s Retail de toets van de rechter glansrijk heeft doorstaan. Ondanks alle commotie heeft de Kantonrechter alle vermeende verwijten die de franchisenemers naar voren hebben gebracht inhoudelijk beoordeeld en op grond van het door Bart’s Retail gevoerde verweer en de kenbare feiten en omstandigheden afgewezen. Niet alleen de omvang van het collectief, slechts tien franchisenemers hebben de procedure tot het einde toe volbracht, ook de inhoud en onderbouwing van de door hen gestelde verwijten dienen te worden bestempeld als ‘een storm in een glas water’. Bart’s Retail heeft desgevraagd terecht aangegeven de aandacht niet op het verleden maar op de toekomst te willen richten.
Mr. T. Meijer – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar meijer@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Hoge Raad over opzegging franchiseovereenkomst
De Hoge Raad heeft op 29 november 2024 een aantal ...
Ludwig & Van Dam advocaten partner van Het Nationale Franchise Congres
Op 14 november 2024 nemen we u mee in de ...
Impact Wet franchise op de franchisestatistieken minimaal
Door Maaike Munnik en Remy Albers Ludwig & Van ...
Seminar op de Nationale Franchise Beurs 11 & 12 oktober 2024
Op 11 oktober 2024 om 11:00 uur zal op de ...
Publicatie mr. Klaas op de Hoek in Tijdschrift Franchise & Recht
In het tijdschrift Franchise & Recht bespreekt mr. Klaas op ...
Wat zijn mijn rechten als franchisenemer?
Voor het Seminar: De franchisestatistieken dat Ludwig & Van Dam ...