Artikel Franchise+: “Overtreding van non-concurrentiebeding komt franchisenemer duur te staan.” – mr. C. Damen – 23 september 2021
Dat de overtreding van een in de franchiseovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding niet lichtvaardig door de franchisenemer dient te worden opgevat, werd recent nog maar eens duidelijk. Bij vonnis van 16 juni 2021 oordeelde de kantonrechter in Rotterdam dat de franchisenemer een forse vergoeding aan de franchisegever verschuldigd is vanwege het schenden van het in de franchiseovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding.
In deze kwestie betrof het een Fins winkelconcept gericht op de zelfbedieningsmarkt waarbij kleine ondernemers, kunstenaars en (web)winkeliers voor een schappelijk bedrag een stukje winkelruimte kunnen huren. Franchisegever en franchisenemer sloten een franchiseovereenkomst, waarin de franchisenemer onder meer de franchiserechten verschaft kreeg om binnen het rayon van Emmen een vestiging binnen de franchiseformule te exploiteren. Op enig moment zegt de franchisenemer de franchiseovereenkomst op en er komt vervolgens geen nieuwe franchiseovereenkomst meer tot stand, ondanks diverse pogingen daartoe. Toch staakt de franchisenemer de exploitatie van haar vestiging niet, maar past zij slechts de naam van haar onderneming aan.
Kort voor het einde van de franchiseovereenkomst plaatst de franchisegever een wervingsadvertentie via het Facebook-account van de franchisenemer voor een nieuwe franchisenemer. Zonder toestemming van de franchisegever verwijdert de franchisenemer eigenhandig de wervingsadvertentie en kondigt in de plaats daarvoor aan dat zij de exploitatie daarvan onder eigen naam zal voorzetten zodra de franchiseovereenkomst afloopt. De franchisegever was hier niet van gecharmeerd en schortte de toegang tot het Facebook-account voor de franchisenemer op, waarna de wervingsadvertentie opnieuw werd geplaatst. De franchisenemer sommeerde de franchisegever vervolgens om de advertentie onmiddellijk te verwijderen en stelde de franchisegever aansprakelijk voor de schade die zij zou lijden als gevolg daarvan. Volgens de franchisenemer handelde de franchisegever in strijd met de franchiseovereenkomst door haar de toegang tot het Facebook-account te ontzeggen. De franchisegever stelde vast dat de franchisenemer tekortkwam in de nakoming van de franchiseovereenkomst vanwege het niet in acht nemen van het post-contractuele beding van non-concurrentie na afloop van de franchiseovereenkomst en heeft in dat verband de contractuele boetes aangezegd.
De franchisenemer liet het er niet bij zitten en dagvaardde de franchisegever in een bodemprocedure. Zij vorderde in die procedure een schadevergoeding wegens de schending van haar privacy en reputatie door de franchisegever als gevolg van het plaatsen van de wervingsadvertentie op het Facebook-account van haar franchisevestiging. Verder maakte zij aanspraak op een schadevergoeding uit hoofde van het tekortkomen in de nakoming van de franchiseovereenkomst, althans het onrechtmatig handelen door de franchisegever vanwege het haar ontzeggen van de toegang tot het Facebook-account van de franchisevestiging. De franchisegever vorderde op haar beurt de contractueel verbeurde boetes uit hoofde van het niet nakomen van het non-concurrentiebeding alsmede de nakoming daarvan. Volgens de franchisenemer kon de franchisegever hier geen aanspraak op maken omdat het non-concurrentiebeding niet geldig overeen zou zijn gekomen. Dat zou eraan zijn gelegen dat de franchisegever slechts een zeer beperkte knowhow zou hebben overgedragen. Zij verzocht daarom om het non-concurrentiebeding en de daaraan gekoppelde boetes te vernietigen.
De kantonrechter honoreert dit verzoek geenszins. De kantonrechter stelt vast dat de franchiseformule uitsluitend kon worden geëxploiteerd indien de daarmee gemoeide knowhow rechtens te diende worden beschermd. Verder oordeelde de kantonrechter dat uit de tekst van het non-concurrentiebeding duidelijk blijkt dat de franchisenemer heeft ingestemd met de toepasselijkheid daarvan tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst en na afloop van één jaar daarna. Ter zitting heeft de franchisegever toegelicht dat de aan de franchisenemer overgedragen knowhow vooral ziet op de ICT en het kassasysteem. Verder valt volgens de franchisegever onder het non-concurrentiebeding de mogelijkheid voor een nieuwe franchisenemer om zich in Emmen te kunnen vestigen. De kantonrechter is van oordeel dat inderdaad sprake is van aan de franchisenemer overgedragen knowhow en dat het non-concurrentiebeding juist ziet op de bescherming daarvan. Door al tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst een Facebookpagina te lanceren en direct na afloop daarvan een winkel in Emmen (door) te exploiteren volgens dezelfde formule en in hetzelfde pand, heeft de franchisenemer een concurrerende activiteit verricht, waarmee zij de franchisegever heeft belemmerd om een nieuwe franchisenemer voor de vestiging in Emmen te vinden, zo oordeelt de kantonrechter. Daar komt nog bij dat de franchisenemer hierin ook heeft belemmerd door de advertentie voor een nieuwe franchisenemer van de franchisegever op de Facebookpagina van de franchisevestiging te verwijderen. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding en enkele voorschriften in de franchiseovereenkomst heeft geschonden. Tot slot merkte de kantonrechter op dat het non-concurrentiebeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. De kantonrechter overweegt daarbij dat het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst duidelijk is geformuleerd. Voor de franchisenemer kon er geen misverstand over bestaan dat zij zich na afloop van de franchiseovereenkomst gedurende een jaar diende te onthouden van concurrerende activiteiten. In dit geval heeft de franchisegever volgens de kantonrechter duidelijk naar voren gebracht dat het non-concurrentiebeding noodzakelijk was voor de bescherming van haar formule en om een nieuwe franchisenemer te kunnen laten starten in de franchisevestiging te Emmen, zonder concurrentie van de franchisenemer. De kantonrechter is van oordeel dat de franchisegever hiermee een te rechtvaardigen belang nastreeft.
Het niet (naar behoren) naleven van een rechtsgeldig overeengekomen non-concurrentiebeding kan een franchisenemer duur komen te staan. Let daarom goed op wat partijen in dat kader overeenkomen bij het sluiten van de franchiseovereenkomst. Ook na afloop daarvan staat het de franchisenemer in de regel niet vrij om de franchiseformule te beconcurreren. In dit geval geldt voor de franchisenemer het adagium “Bezint eer ge begint.”
Wilt u reageren? Mail dan naar info@ludwigvandamadvocaten.nl
Andere berichten
De franchisestatistieken: save the date!
Al vele jaren publiceert Ludwig & Van Dam franchiseadvocaten ...
Fiscale aspecten bij franchising – voor franchisegevers en franchisenemers
Vanuit de praktijk zien wij dat de aandacht voor fiscaliteit ...
Geen verantwoording, geen fee?
Onlangs is een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Midden-Nederland van ...
Verantwoording over franchise-, marketing- en IT-fee’s
Onlangs is een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Midden-Nederland van ...
ROZ-modelcontracten (huur) aangepast: wat zijn de gevolgen voor Franchise-verhoudingen?
Op 10 april 2024 heeft de Raad voor Onroerende Zaken ...
Machtsmisbruik in de Franse supermarktsector
Na België is nu ook voor Frankrijk de maat vol ...