Artikel Franchise+: “Is franchisegever gehouden aan de statuten van de franchisenemersvereniging?” – mr. M. Munnik – d.d. 11 november 2021
Binnen een franchiseorganisatie is het niet ongewoon dat franchisenemers zich met elkaar verenigen. Dikwijls is zelfs in de franchiseovereenkomst opgenomen dat franchisenemer verplicht is om lid te worden van de franchisenemersvereniging. De vereniging dient binnen een franchiseformule vaak als overleg- en adviesorgaan, door middel waarvan de belangen van franchisenemers worden behartigd. Sinds de inwerkingtreding van de wet franchise is regelmatig zelfs sprake van instemmingsrecht. In de statuten van de vereniging (of een coöperatie) zijn veelal bepalingen opgenomen omtrent de (overleg-)structuur en verhouding met franchisegever. Maar is franchisegever hieraan zonder meer gehouden? De voorzieningenrechter Oost-Brabant (’s-Hertogenbosch) heeft hier onlangs over geoordeeld.
Het volgende is aan de hand. Franchisegever en franchisenemer hebben een geschil omtrent de einddatum van de franchiserelatie. Franchisenemer meent dat hij de franchiserelatie eerder kan beëindiging als gevolg van een wisseling van het aandeelhouderschap, terwijl franchisegever meent dat dit niet het geval is. Ook de rechtbank oordeelt dat op basis hiervan franchisenemer de franchiserelatie niet eerder kan beëindiging. Franchisenemer betoogt echter dat zij op basis van de statuten van de coöperatie, waar franchisenemers lid van zijn, alsnog voortijdig de franchiseovereenkomst kan beëindigen.
In verband met deze voorgenomen beëindiging van de franchiseovereenkomst beëindigt de franchisenemer daarom tevens het lidmaatschap van de coöperatie.
In de statuten van de coöperatie is geregeld dat in het geval van een beëindiging van het lidmaatschap van de coöperatie het bestuur van de coöperatie in overleg met het uittredende lid een regeling kan treffen ter afwikkeling van de franchiseovereenkomst. Hieruit zou volgens franchisenemer blijken dat bij het beëindigen van het lidmaatschap bij de coöperatie ook de franchiseovereenkomst zou eindigen. Franchisenemer heeft op basis hiervan dan ook zijn lidmaatschap opgezegd. De rechtbank gaat echter in dit betoog niet mee. De rechtbank oordeelt dat franchisegever geen lid is van de coöperatie, er daarom geen rechtsverhouding is en dat aldus niet valt in te zien dat zij rechtens gebonden zou zijn aan de statuten. De franchiseovereenkomst is dan ook niet geëindigd.
Uit deze uitspraak blijkt dat het van belang is dat de franchisenemersvereniging (of coöperatie) en franchisegever goede afspraken maken omtrent de samenwerking en dat het in beginsel onvoldoende is om deze afspraken uitsluitend op te nemen in de statuten. Franchisegever is hieraan niet zonder meer gehouden. Aanvullende afspraken zullen dan ook moeten worden gemaakt. Afspraken hieromtrent kunnen bijvoorbeeld worden opgenomen in de franchiseovereenkomst maar ook in een samenwerkingsovereenkomst tussen de franchisenemersvereniging en franchisegever. Ook franchisegever heeft hier belang bij.
Sinds de wet franchise bepaalt dat franchisenemers voor bepaalde onderwerpen een instemmingsrecht hebben kan franchisegever veel baat hebben bij een goed georganiseerd overleg van en met zijn franchisenemers bijvoorbeeld via een vertegenwoordigingsmechanisme zoals de vereniging, vooral als instemming van meerdere franchisenemers verkregen moet worden. Indien bijvoorbeeld gekozen is voor een formele franchisenemersvereniging kunnen de statuten erin voorzien dat instemming van het bestuur van deze vereniging alle franchisenemers bindt die bij deze vereniging zijn aangesloten (zie de memorie van toelichting). Indien de onderliggende overlegstructuur is geregeld in de statuten van de vereniging dienen partijen er echter alert op te zijn dat aparte afspraken gemaakt moeten worden met franchisegever omtrent de nakoming van die afspraken opgenomen in de statuten door franchisegever. Indien dit niet gebeurt lopen franchisenemers het risico dat franchisegever niet gehouden is aan de afspraken opgenomen in de statuten.
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar munnik@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Supermarktnieuwsbrief – nr. 31 –
Hoge Raad stelt Albert Heijn-franchisenemers alsnog in het gelijk Op ...
Artikel De Nationale Franchisegids: De gevolgen van het verstrekken van een foutieve (omzet- en winst)prognose door de franchisegever – mr. K. Bastiaans – d.d. 9 juni 2021
Voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst verstrekt een franchisegever ...
Artikel De Nationale Franchisegids: “Prejudiciële vragen over het ‘verdelen van de pijn’ – huurkorting door corona” – mr. K. Bastiaans – d.d. 11 mei 2021
De afgelopen periode heeft de rechtspraak niet stilgezeten als het ...
De franchisebranche volgens de Rabobank en Ludwig & Van Dam
De franchisebranche volgens de Rabobank en Ludwig & Van Dam ...
Supermarktnieuwsbrief – nr. 30 –
Tekortkoming bij uitbreiding PLUS-supermarkt Blokkeren losplaats supermarkt door verhuurder Onderhandelingen ...
Franchisegever aansprakelijk voor fout franchisenemer
De rechtbank Midden-Nederland oordeelde op 17 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1351, dat ...