Artikel Franchise+ – “Franchisegever hanteert “afgeleide formule” (zonder dat hij het weet)” – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 9 september 2020
Tal van franchisegevers zullen zich niet bewust zijn van het gegeven dat zij een “afgeleide formule” gebruiken zoals bedoeld in de Wet franchise. Er kan echter al snel sprake zijn van een dergelijke “afgeleide formule”. Indien dat geval is, dient acht geslagen te worden op diverse wettelijke rechten en plichten.
Een afgeleide formule, zoals bedoeld onder de Wet franchise, betreft een formule die in de beleving van het publiek veel gelijkenissen vertoont met de franchiseformule en daardoor sterke associaties oproept met die franchiseformule. Het publiek zal in een dergelijk geval denken dat het om eenzelfde formule gaat, terwijl het in de praktijk om twee separate formules gaat, die beide door of vanwege de betreffende franchisegever worden gebruikt.
De afgeleide formule kan een op zichzelf staande franchiseformule zijn, maar dat is niet per definitie het geval. Gedacht kan worden aan een webwinkel met dezelfde merknaam en geheel of gedeeltelijk dezelfde huisstijl, waarop (grotendeels) dezelfde producten worden verkocht als in de franchisevestiging). Een ander voorbeeld is de situatie dat de franchisegever van een supermarktketen voornemens is een formule op te zetten in bijvoorbeeld de vorm van een keten van stationswinkels, waar min of meer dezelfde producten te koop zijn als in de franchisevestiging. Mogelijk vallen ook aparte thuisbezorgactiviteiten onder een afgeleide formule.
Formules die door een franchisegever worden opgezet naast een door diezelfde franchisegever beheerde bestaande franchiseformule, maar die een geheel eigen handelsnaam, huisstijl, et cetera kennen waardoor het publiek die formule niet met die bestaande franchiseformule associeert, worden niet gerekend tot de afgeleide formules. De eventuele omstandigheid dat de beide formules wel min of meer dezelfde diensten of producten betreffen, of op dezelfde relevante markt gericht zijn, maakt dit niet anders.
De franchisegever die besluit tot gebruik van een afgeleide formule (al dan niet door de franchisegever zelf, ofwel via derden) dient dat tijdig aan de franchisenemers te melden. Daarbij dient de franchisegever de inhoud en de strekking van de desbetreffende afgeleide formule toelichten.
Vervolgens geldt dat de franchisegever onder omstandigheden instemming van de franchisenemer dient te hebben voor de introductie van de afgeleide formule. Als het gebruik van de afgeleide formule financiële gevolgen kan hebben voor de franchisenemer en die impact ligt boven een eventueel afgesproken drempelbedrag, dan heeft de franchisegever voorafgaande toestemming nodig.
Het handelen in strijd met de regels van de Wet franchise kan snel een onrechtmatige daad opleveren. Franchisegever doen er derhalve goed aan om bij wijziging van hun activiteiten steeds te bezien of er niet sprake kan zijn van het juridische begrip van de “afgeleide formule”.
Mr. A.W. Dolphijn – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren?
Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Verplichte (marktconforme) inkoopprijzen voor franchisenemers
In hoeverre kan een franchisegever afspraken wijzigen over de (marktconforme) inkoopprijzen van de goederen die de franchisenemers verplicht zijn in te kopen?
Bestuurdersaansprakelijkheid van een franchisenemer na falend beroep op ondeugdelijke prognose.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juli 2017 een beslissing genomen over de vraag of de franchisegever met succes de bestuurder van een b.v. kon aanspreken voor het niet-nakomen van de
Aansprakelijkheid accountant voor opgestelde prognose?
In een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3153, was aan de orde dat franchisenemers de accountant van de franchisegever verweten aansprakelijk te zijn
Hoe ver strekt de zorgplicht van de bank?
In de rechtspraak is enige tijd geleden de vraag aan de orde geweest wat de positie van de bank is in de driehoeksverhouding franchisegever – bank – franchisenemer.
Bewijslastomkering bij prognose als misleidende reclame?
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een kort gedingvonnis van 15 juni 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3833, geoordeeld over een vordering tot (onder meer) schorsing van het non-concurrentiebeding.
Boete voor franchisegever omdat aspirant-franchisenemer vreemdeling is
De Raad van State heeft op 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1815, beslist over de vraag of bij de (voorgenomen) samenwerking tussen een franchisegever en een aspirant-franchisenemer, de franchisegever