Artikel De Nationale Franchisegids: De gevolgen van het verstrekken van een foutieve (omzet- en winst)prognose door de franchisegever – mr. K. Bastiaans – d.d. 9 juni 2021
Voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst verstrekt een franchisegever in veel gevallen een omzet- en winstprognose aan een franchisenemer. Tot zover op zichzelf geen probleem, maar wat als die prognose achteraf niet blijkt te kloppen? Een in franchiseland vaker voorkomend probleem, waarover de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht zich op 21 april jl. weer eens boog.
Wat was er in deze kwestie aan de hand?
Een franchisegever van een concept in speciaalzaken op het gebied van voornamelijk bake-off producten uit de Anatolische/Turkse keuken heeft voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst een prognose aan een franchisenemer verstrekt. In die prognose werd een voorspelling gedaan van de omzet, brutomarge en bedrijfsresultaat van de franchisenemer over de eerste drie jaren. Na ontvangst door de franchisenemer van de prognose is de franchiserelatie tussen partijen aangevangen.
Kort na de start van de exploitatie constateerde de franchisenemer al dat de omzet tegenviel; de omzet, brutomarge en het bedrijfsresultaat waren totaal niet vergelijkbaar met hetgeen de franchisegever in de prognose had voorgeschoteld. Tevens was de franchisenemer van mening dat de franchisegever op een aantal essentiële onderdelen in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de franchiseovereenkomst tekort was gekomen. Al deze facetten bij elkaar hebben ervoor gezorgd dat de franchisenemer zich genoodzaakt heeft gezien om de franchiseovereenkomst op grond van dwaling te vernietigen.
De franchisegever verweert zich door zich op het standpunt te stellen dat er (i) geen prognose door of in opdracht van de franchisegever zou zijn opgesteld, en voor zover dit wel het geval zou zijn, de franchisenemer zou zijn gewaarschuwd dat het ruwe gegevens betrof, (ii) de franchisenemer de franchiseovereenkomst ook wel zonder prognose zou hebben gesloten en (iii) er van onrechtmatig handelen dan wel tekortkomingen aan de zijde van de franchisegever geen sprake was.
De beoordeling door de rechtbank
Kort samengevat is de rechtbank in casu van oordeel dat de franchiseovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Door de franchisegever is een onjuiste prognose verstrekt. Een prognose waarvan de franchisenemer op de juistheid mocht vertrouwen, aldus de rechtbank. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de franchisegever door het verstrekken van een onjuiste prognose onrechtmatig jegens de franchisenemer heeft gehandeld, zodat de schade die de franchisenemer heeft geleden en nog zal lijden voor vergoeding in aanmerking komt.
De volgende elementen zijn volgens de rechtbank daarbij van belang:
Voor de rechtbank staat vast dat de franchisegever de prognose heeft opgesteld. Voor wat betreft de onjuistheid van de prognose staat tussen partijen niet ter discussie dat de prognose onjuist is. Wel staat ter discussie of de franchisegever zich bewust was van de foutieve prognose. De rechtbank is van mening dat dit het geval is. De rechtbank hecht daarbij belang aan de volgende punten: (i) de franchisegever heeft nagelaten een haalbaarheid- en geschiktheidsonderzoek uit te voeren terwijl zij dit wel heeft toegezegd op haar website, (ii) er is op geen enkele wijze gebleken dat de franchisenemer om een (te) rooskleurige prognose zou hebben verzocht en (iii) niet is gebleken dat de franchisegever voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst mededelingen aan de franchisenemer heeft gedaan op grond waarvan de franchisenemer aan de juistheid van de prognose zou moeten twijfelen.
Nu de franchisegever heeft nagelaten om de franchisenemer te informeren over de onbetrouwbaarheid van de prognoses en de prognoses daarbij overeen kwamen met de mededelingen op de website van de franchisegever, heeft de franchisenemer gerechtvaardigd op de juistheid van de prognoses mogen vertrouwen.
De rechtbank oordeelt dat de franchisegever onvoldoende heeft toegelicht dat de franchisenemer de franchiseovereenkomst ook zonder prognose zou hebben aanvaard, waardoor de franchisenemer de franchiseovereenkomst terecht heeft vernietigd, aldus de rechtbank.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de franchisegever met het verstrekken van een onjuiste prognose onrechtmatig heeft gehandeld jegens de franchisenemer, te meer nu het bij de franchisegever bekend was dat de prognose onjuist was, maar heeft nagelaten de franchisenemer daarop te attenderen.
De rechtbank veroordeelt de franchisegever tot terugbetaling van de door de franchisenemer betaalde vergoedingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst en veroordeelt de franchisegever tevens tot vergoeding van de door franchisenemer geleden en nog te lijden schade.
Conclusie
Deze uitspraak onderschrijft de lijn in de jurisprudentie waarin een franchisegever jegens de franchisenemer aansprakelijk kan zijn voor onjuist geprognotiseerde gegevens betreffende omzet en bedrijfsresultaat, indien – kort gezegd – de prognose is gebaseerd op verkeerde uitgangspunten, en de franchisenemer op grond van de gedragingen en mededelingen van de franchisegever geen rekening hoefde te houden of er anderszins erop bedacht moest zijn dat de prognose niet realistisch was.
Laat u dan ook goed adviseren waar het prognoses betreft. Weet wat u doet met het opstellen van de prognoses. In veel gevallen is het beter geen prognoses af te geven, of deze door de franchisenemer te laten opstellen. Wordt niettemin toch tot het afgeven van een prognose overgegaan, zorg er dan bovenal voor dat de prognose geen valse verwachtingen wekt, en dat deze is gebaseerd op verifieerbare en correcte gegevens. Laat u ter zake in elk geval vooraf adviseren, deze materie, dat bewijst de onderhavige uitspraak weer, is weerbarstig en kent vele potentiële valkuilen.
Wilt u reageren? Mail dan naar info@ludwigvandamadvocaten.nl
![232court-min](https://www.ludwigvandam.nl/wp-content/uploads/2020/12/232court-min.jpg)
Andere berichten
Supermarktbrief – 5
Verwerving supermarktlocatie door opzegging huurovereenkomst ten koste van zittende huurder mag van Hoge Raad.
Verwerving supermarktlocatie door opzegging huurovereenkomst ten koste van zittende huurder mag van Hoge Raad
Op 25 april 2014 heeft de Hoge Raad ten tweede male bevestigd dat de wachttijd van drie jaar bij opzegging van de huurovereenkomst winkelruimte wegens dringend eigen gebruik na koop van het onroerend
Eenzijdige collectieve fee-verhoging door franchisegever ongeoorloofd
In een belangwekkende uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 april 2014, lag de vraag voor of een franchisegever een verhoging van een bijdrage mocht doorvoeren.
Belangen Vereniging Franchisenemers Nederland (BVFN) voert nader overleg met de Minister
Op 16 april 2014 heeft het al aangekondigde gesprek tussen de Belangen Vereniging Franchisenemers Nederland (BVFN), en het Ministerie van Economische Zaken plaatsgevonden.
Exoneratie zorgplicht bij prognose franchisegever
In een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 april 2014, kwam de interessante vraag aan de orde of een samenwerking als franchise gekwalificeerd diende te worden.
Concurrentiebeding sneuvelt in kort geding
Onlangs oordeelde de voorzieningenrechter te Rotterdam dat een franchisenemer niet gehouden was aan het in de franchiseovereenkomst opgenomen concurrentiebeding.