Artikel De Nationale Franchise Gids: “Afwikkelingsproblemen bij franchisenemer die een vennootschap onder firma is” – mr. J.A.J. Devilee – d.d. 30 november 2020

Door Gepubliceerd Op: 30-11-2020Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

In een recent geschil (ECLI:NL:GHARL:2020:8319) stonden twee ex-echtelieden, waarvan één de ex-vrouw betrof en de ander de ex-man zijnde de directeur-grootaandeelhouder van een besloten vennootschap, voorheen beiden verbonden als vennoten van een vennootschap onder firma en (in het verleden) verbonden aan een franchisegever, tegenover elkaar in een tumultueuze hoger beroepsprocedure omtrent de vraag of de ex-vrouw dwangsommen heeft verbeurd jegens de besloten vennootschap.

Achtergrond

De besloten vennootschap van de man (hierna: de “besloten vennootschap”) en de ex-vrouw waren beide firmanten van een vennootschap onder firma en exploiteerden gezamenlijk met hun kinderen op basis van een franchiseovereenkomst een café waarin allerhande chocoladeproducten werden verkocht. Op een gegeven moment is de affectieve relatie tussen de man en vrouw komen te eindigen, hetgeen op eveneens een beëindiging van de zakelijke relatie tussen partijen heeft ingeluid. Partijen zijn hierdoor met elkaar in een aantal gerechtelijke procedures verwikkeld geraakt.

Kort geding tot overlegging documenten boekhouding

Kennelijk beschikte (alleen) de vrouw over de administratie van de vennootschap, waardoor de man in de knel zou zijn gekomen met zijn aangifte vennootschapsbelasting 2018. Om die reden heeft de besloten vennootschap een kort geding aanhangig gemaakt jegens de vrouw en gevorderd dat de boekhoudkundige bescheiden van de vennootschap onder firma aan de besloten vennootschap worden overgelegd op straffe van verbeurte van een dwangsom. Uit dien hoofde heeft de ex-vrouw een groot aantal bescheiden in kopie overhandigd aan de besloten vennootschap. Laatstgenoemde partij was er blijkbaar niet van overtuigd dat alle gevorderde bescheiden waren verstrekt door de ex-vrouw en heeft de gemaximeerde dwangsom opgeëist en met executie gedreigd.

Nieuw kort geding

De ex-vrouw was het apert oneens met de besloten vennootschap, omdat zij meende dat zij wel degelijk heeft voldaan aan diens vorderingen. De ex-vrouw is om die reden een nieuwe kort gedingprocedure gestart teneinde de opgelegde dwangsom op te heffen, dan wel te verminderen, dan wel een verbod te vorderen, waardoor het de besloten vennootschap verboden wordt om tot executie van de dwangsommen over te gaan. De voorzieningenrechter heeft de ex-vrouw in het gelijk gesteld, in die zin dat de dwangsom waarop de besloten vennootschap aanspraak maakte uit hoofde van de eerdere kort gedingprocedure is opgeheven. Teneinde ervoor te zorgen dat de ex-vrouw dit ook daadwerkelijk kan afdwingen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de besloten vennootschap niet langer tot tenuitvoerlegging van het vonnis mag overgaan en heeft een dwangsom opgelegd ten laste van de besloten vennootschap. Met dit gerechtelijk oordeel is de besloten vennootschap het niet eens en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Hoger beroep 

De besloten vennootschap vordert in casu vernietiging van het meest recente vonnis van de voorzieningenrechter. In hoger beroep wordt vooreerst stilgestaan bij de verdeling van de bewijslast van partijen. Bezien moet worden wat de geëxecuteerde, in casu de ex-vrouw, heeft gedaan om uitvoering te geven aan het eerdere kort gedingvonnis. Daarbij dient acht te worden geslagen op het doel en de strekking van de veroordeling en dient te worden gewaakt dat de veroordeling niet verder strekt dan het beoogde doel, in casu het doen van aangifte van de vennootschapsbelasting door de besloten vennootschap.

Het gerechtshof neemt iedere vordering van het eerdere kort geding door, om te bezien of de ex-vrouw heeft voldaan aan de veroordeling van het eerdere vonnis. In hoger beroep wordt tot het oordeel gekomen dat de ex-vrouw inderdaad heeft voldaan aan de vorderingen van de besloten vennootschap, althans dat er sprake is van zulke mineure tekortkomingen, dat deze tekortkomingen het opeisen van een dwangsom door de besloten vennootschap niet kunnen rechtvaardigen. In hoger beroep wordt het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en wordt de besloten vennootschap in het ongelijk gesteld. De besloten vennootschap vist dus achter het net.

Het maken van goede afspraken in een vennootschapscontract kan eraan bijdragen dat problemen tussen vennoten onderling in een later stadium worden voorkomen. Ook voor een franchisegever kan het van belang zijn om in te zien op welke wijze de onderlinge relatie tussen de vennoten die de vestiging exploiteren contractueel in elkaar steekt, zodat bij het voortzetten van de franchiseovereenkomst of bij de overdracht van de onderneming aan een opvolgend franchisenemer zoveel als mogelijk wordt voorkomen dat er problemen rijzen.

Hebt u in dat kader vragen, neem dan gerust contact met mij op.

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar devilee@ludwigvandam.nl 

Download dit artikel

Andere berichten

Prognoses bij startup franchiseformule

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 14 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:455 (Tot Straks/franchisenemer) over de vraag of de franchisegever een ondeugdelijke prognose verschaft had en de

Verplicht overdragen franchiseonderneming aan franchisegever?

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:412 (CoffeeCompany/Dam Spirit B.V.) een vonnis gewezen over de vraag of een franchisenemer bij een beëindiging van de samenwerking

Overdracht klantendata aan franchisegever

Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in het arrest van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:68 (OnlineAccountants.nl) onder meer over de vraag hoe klantendata moet worden overgedragen.

Uitverkoop bij bedrijfsbeëindiging franchisenemer – wie krijgt de uitverkoopopbrengst?

In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d.12 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5061 (Bewindvoerder/Expert Groep en Rabobank) stond de vraag centraal of de franchisegever tezamen met de bank

Column Franchise+ – mr. Th.R. Ludwig: “Rechter: zorgplicht franchisegever vergelijkbaar met die van een bank”

Diverse uitspraken in 2016 hebben duidelijk gemaakt hoe hoog de zorgvuldigheidsnorm voor een franchisegever jegens zijn franchisenemers ligt.

Gebruik van internet en sociale media: rechter verruimt mogelijkheden franchisenemers

De franchisenemer mag in beginsel niet worden verboden een eigen website te hebben om zijn producten of diensten tevens of zelfs uitsluitend via internet te verkopen.

Ga naar de bovenkant