Arbitragebeding mag franchisenemer niet benadelen: vernietiging

Door Gepubliceerd Op: 18-07-2016Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

Het voeren van een procedure is al kostbaar genoeg, laat staan als je deze (arbitrage)procedure ook nog eens in het buitenland moet voeren en/of naar een ander recht dan het Nederlandse recht. Ondanks deze bezwaren is hier toch sprake van bij een grote internationaal opererende franchiseorganisatie. De rechtskeuze, opgenomen in de franchiseovereenkomst, is bepaald op grond van gemak voor de franchisegever of zelfs ten behoeve van  het afschrikken van franchisenemers tot het opstarten van een procedure. Voormelde situatie is aan de rechter voorgelegd ter toetsing om te bezien of dit dusdanig onredelijk is dat afgeweken dient te worden van de in Nederland geldende en centraal staande contractsvrijheid.

Reeds eerder is door het hof Amsterdam geoordeeld dat een dergelijke bepaling in een franchiseovereenkomst, in dit geval een arbitrage procedure in New York naar Liechtensteins recht, onder omstandigheden nietig is. Ook de rechtbank Den haag heeft zich bij dit oordeel aangesloten in een  vergelijkbare uitspraak. Vorige maand kwam opnieuw een dergelijke kwestie in kort geding aan de orde bij de rechter van Amsterdam. In deze kwestie is eveneens sprake van een te voeren arbitrageprocedure in New York, waarbij Nederlandse recht van toepassing is. Het feit dat de procedure door middel van arbitrage in New York gevoerd dient worden is echter doorslaggevend.

Bijzonder is dat aansluiting wordt gezocht bij de voor particulieren geldende wettelijke bepalingen ten aanzien van de mogelijkheid tot vernietiging van onredelijke bezwarende contractuele bepalingen. Deze bepalingen zijn in beginsel niet van toepassing op bedrijven, dus ook niet op de franchisenemer. Geoordeeld wordt echter dat de positie van de franchisenemer voldoende vergelijkbaar is met die van een consument, zodat de betreffende wetsartikelen van invloed zijn op de toetsing of sprake is van een onredelijk bezwarende bepaling een ook worden toegepast.

Als relevante omstandigheden om te oordelen of sprake is van een onredelijk bezwarende bepaling voor de franchisenemer worden door de rechter genoemd dat de franchisenemer de economisch zwakkere partij is en dat de franchisenemer aanzienlijk belast wordt in termen van geld, tijd en energie om voor een procedure naar de Verenigde Staten te moeten afreizen. Het voeren van de procedure via een conference call wordt door de rechter niet als een afdoende oplossing bezien, een conference call kan niet gelijk worden gesteld aan een mondelinge zitting. Ook het voeren van de procedure in het Engels wordt als belasting gezien van de franchisenemer. Nu veelal sprake is bij internationaal opererende organisaties van vestiging van de franchisegever in het land van franchisenemer kan ook dit niet als rechtvaardigingsgrond worden bezien, dit alles zorgt voor onevenredigheid tussen franchisegever en franchisenemer.

Een geslaagd beroep op de vernietiging zorgt ervoor dat franchisenemer niet een dure procedure hoeft te voeren in New York maar zijn procedure kan aanbrengen bij de rechter in Nederland. Per geval zal elke keer weer beoordeeld worden of het betreffende arbitragebeding vernietigd kan worden, nu voor de hand ligt dat de franchisegever altijd een beroep zal doen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. 

Mr. M. Munnik – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.

Wilt u reageren? Ga naar munnik@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Geen Nederlandse Franchise Code, wel wetgeving over franchising

De Staatssecretaris heeft laten weten dat de Nederlandse Franchise Code (“NFC") niet wettelijk verankerd wordt. Wel zal er wetgeving volgen inzake franchising.

HEMA veroordeeld tot opschorting e-commerce bijdrage aan franchisenemers

HEMA heeft een conflict met haar franchisenemers over de bijdrage in de kosten voor e-commerce. HEMA vindt dat de bestaande regeling uit 1997 achterhaald is.

Vergissing of misleiding bij het sluiten van de franchiseovereenkomst

Een franchisenemer die na het sluiten van een franchiseovereenkomst spijt krijgt, kan van mening zijn dat hij voor of bij het sluiten van de franchiseovereenkomst door de franchisegever ...

De door de franchisegever voorgeschreven leverancier presteert niet? Wat nu?

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde op 20 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:727, over de vraag wie moet bewijzen dat de franchisenemer op het verkeerde been gezet is bij het aangaan van de

Rechter: Bescherm franchisenemer tegen supermarktorganisatie (Coop) als verhuurder

Behoeft de franchisenemer wettelijke bescherming tegen supermarktfranchisegever Coop? De rechtbank Rotterdam oordeelde op 9 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1151, dat dit het geval is.

Ga naar de bovenkant