Arbitragebeding in algemene voorwaarden/franchiseovereenkomst

Gerechtshof Amsterdam

Recentelijk heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen aangaande een kwestie waarin de vraag centraal stond of het arbitragebeding opgenomen in de algemene voorwaarden rechtsgeldig was overeengekomen. Alvorens op de concrete omstandigheden van het arrest in te gaan, geef ik allereerst een aantal algemene overwegingen met betrekking tot het opnemen van een arbitragebeding in algemene voorwaarden. Aan het slot zal ik tevens het belang van de onderhavige kwestie voor franchiseovereenkomsten aangeven.

Partijen kunnen overeenkomen dat geschillen die tussen hen uit een bepaalde rechtsbetrekking voortvloeien, zullen worden onderworpen aan arbitrage. Indien tussen partijen rechtsgeldig een arbitragebeding is overeengekomen, dan heeft zulks tot gevolg dat de burgerlijke rechter – behoudens in geval van, kort gezegd, spoedeisende zaken – niet bevoegd is van een geschil kennis te nemen.

Aan de totstandkoming van een arbitraal beding stelt de wet geen vereisten, zo kan bijvoorbeeld arbitrage mondeling worden afgesproken. Het is echter verstandig schriftelijk arbitrage overeen te komen. Wanneer één der partijen namelijk het bestaan van een arbitragebeding betwist, dan dient de overeenkomst tot arbitrage te worden bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

Een arbitragebeding kan derhalve in algemene voorwaarden worden opgenomen. Voor de toepasselijkheid van het beoogde arbitragebeding zijn de bepalingen omtrent algemene voorwaarden van eminent belang. Zo mag het beding niet onredelijk bezwarend zijn en dient aan de wederpartij een redelijke mogelijkheid geboden te zijn van de algemene voorwaarden kennis te nemen.

De toepasselijkheid van algemene voorwaarden, daaronder mede begrepen een arbitragebeding in algemene voorwaarden, staat vaak tussen partijen ter discussie. Zo was ook het geval in de kwestie die werd voorgelegd aan, uiteindelijk, het gerechtshof Amsterdam. Wat was daarbij aan de orde?

Partijen hadden een overeenkomst van opdracht gesloten, waarover partijen vervolgens een geschil kregen. Een der partijen (de opdrachtgever) wendde zich vervolgens met haar vorderingen tot de rechter. De wederpartij (de opdrachtnemer) bracht onmiddellijk naar voren dat de burgerlijke rechter niet bevoegd was van het geschil kennis te nemen, omdat de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht een arbitragebeding bevat. In de opdrachtbevestiging en de verzonden declaraties had de opdrachtnemer uitdrukkelijk de algemene voorwaarden van de Bond van Nederlandse Architecten (de SR 1997) van toepassing verklaard, alsmede uitdrukkelijk opgemerkt dat in die algemene voorwaarden een arbitragebeding is opgenomen. De opdrachtgever had de opdrachtbevestiging geparafeerd en ondertekend retour gezonden aan de opdrachtnemer. Bovendien was opdrachtgever bij het sluiten van de overeenkomst van opdracht bijgestaan door een deskundige met betrekking tot bouwcontracten, die beschikte over de betreffende algemene voorwaarden en bekend was met de inhoud daarvan en met het feit dat architecten deze voorwaarden van toepassing plegen te verklaren.

Op grond van voornoemde overwegingen was het gerechtshof van oordeel dat de opdrachtgever bekend was met het arbitraal beding in de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, althans geacht kon worden daarmee bekend te zijn geweest. Op grond hiervan kwam aan de opdrachtgever geen beroep toe op de vernietigbaarheid van het arbitraal beding en is de burgerlijke rechter niet bevoegd van het geschil kennis te nemen, zo oordeelde het gerechtshof.

Hoewel in de genoemde procedure het voor de opdrachtnemer goed is afgelopen in de zin dat het arbitragebeding werd geacht rechtsgeldig te zijn overeenkomen, is het goed u – in het geval u een arbitragebeding wenst op te nemen in uw algemene voorwaarden – beducht te zijn op genoemde problematiek en het arbitragebeding juridisch op juiste wijze overeen te komen.

Een franchiseovereenkomst kan onder omstandigheden worden beschouwd als een standaardcontract en als gevolg van de zogenaamde ‘reflexwerking’ kunnen de  bepalingen ter zake algemene voorwaarden daarop van toepassing zijn. Bovengenoemde problematiek dient derhalve (ook) door franchisegevers, die een arbitragebeding in de franchiseovereenkomst wensen op te nemen, in ogenschouw te worden genomen.

Mr D.L. Vermeer – Franchise advocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies Wilt u reageren? Mail naar vermeer@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Schadebegroting na onterechte beëindigen franchiseovereenkomst door franchisegever

In een arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2372 (Franchisenemer/Coop) was aan de orde dat supermarktorganisatie Coop afspraken niet nagekomen was, waardoor de franchisenemer

Franchisegever verplicht tot verlenging franchiseovereenkomst

De rechtbank Rotterdam heeft op 6 september 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6975 (Misty /Bram Ladage) geoordeeld dat de weigering tot verlenging van een franchiseovereenkomst door een franchisegever

De (on)geldigheid van een postcontractueel concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst: analogie met arbeidsrecht?

De rechtbank Gelderland heeft op 5 september 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4565 een vonnis gewezen over onder meer de vraag of Bruna als franchisegever een beroep kon doen op het verbod voor een

Column Franchise+ – mr. J Sterk: “Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst

De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met

Door Jeroen Sterk|01-09-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Uitspraken & actualiteiten|Label: , |

Geen geldig non-concurrentiebeding voor franchisenemer

Op 18 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2016:7754, een vonnis gewezen in de kwestie waarbij aan de orde was of de franchisenemer gehouden

Franchise & Recht nr. 5 – Wet Acquisitiefraude en franchising

Per 1 juli 2016 is de Wet Acquisitiefraude ingevoerd. Hiermee zijn onder meer wijzigingen aangebracht in artikel 6:194 BW.

Door Ludwig en van Dam|10-08-2017|Categorieën: Franchise overeenkomsten, Geschillen beslechting, Prognose-problematiek, Uitspraken & actualiteiten|Label: , , |
Ga naar de bovenkant