Arbitrage binnen franchise: een te hoge drempel? – mr. M. Munnik
Bij het aangaan van een overeenkomst is het voor partijen mogelijk – in afwijking van de wet – om een bevoegde rechter aan te wijzen. Dit
geldt ook voor de franchiseovereenkomst. Van deze mogelijkheid wordt door de franchisegever soms gebruik gemaakt. Een rechtbank dicht bij huis geniet veelal de voorkeur. Alhoewel de franchisenemer in dat geval mogelijk een stukje zal moeten reizen, zullen de (financiële) belangen van de franchisenemer hierdoor niet (ingrijpend) worden geschaad. Dit kan echter anders zijn wanneer wordt gekozen voor arbitrage.
Arbitrage is een alternatief voor een procedure bij de rechter. Het geschil wordt op dat moment voorgelegd aan een zogenaamde arbitragecommissie. De commissie bestaat uit één of drie arbiters die werkzaam zijn binnen de betreffende bedrijfstak. De procedure verloopt veelal op eenzelfde manier als bij de rechter en de beslissing is bindend. Alhoewel dit alles gedegen en in sommige gevallen zelfs wenselijk klinkt, wordt de arbitrageprocedure toch vaak (binnen franchise) bestempeld als een oneerlijke of ongewenste rechtsgang. Maar waarom?
Ten eerste is het voeren van een arbitrageprocedure vele malen duurder dan de normale rechtsgang. Dit heeft tot gevolg dat de vaak minder kapitaalkrachtige franchisenemer wordt belemmerd in zijn keuze tot het voeren van een procedure. Het kostenaspect kan daarbij ook in het nadeel van de franchisegever zijn wanneer sprake is van een procedure in collectief verband: de franchisenemers kunnen in dat geval de kosten delen terwijl de franchisegever de aanzienlijke kosten volledig zelf dient te dragen. Bij arbitrage is het bovendien zo dat de verliezende partij vaak de volledige proceskosten dient te betalen, het financieel risico is daarmee nog hoger,
Ten tweede valt over de kwaliteit van arbitrage nogal eens te twisten. Terwijl een rechter een rechtenstudie volgt van vier jaar, gevolgd door een interne opleiding van nog eens vier jaar, om het vak van rechter te mogen uitoefenen, heeft een arbiter in beginsel geen verplichting heeft tot het volgen van enige (juridische) opleiding. Daarentegen heeft de arbiter vaak marktspecifieke kennis. Terecht kan echter de vraag worden gesteld of bijvoorbeeld een technisch deskundige ook tevens in staat is om een juridische beslissing te nemen. Niet zelden wordt een arbitraal vonnis vernietigd op basis van formele gronden.
Ten derde is de arbiter in beginsel niet aan de wet gebonden. De arbiters mogen naar hun oordeel de wet buiten beschouwing laten en beslissen als “goede mannen naar billijkheid”. Uitsluitend wanneer dit leidt tot een beslissing in strijd met de openbare procesorde is de beslissing vernietigbaar. Dit kan derhalve leiden tot een beslissing welke niet in lijn is met de wet- en regelgeving.
Alhoewel de laatste twee bezwaren voor beide partijen gelden zal met name de financiële belemmering – en daarmee hogere drempel tot het starten van een procedure– reden zijn om als franchisegever te kiezen voor een arbitragebeding in een franchiseovereenkomst. De rechter heeft al eens geoordeeld dat deze belemmering van veelal de franchisenemer in het licht van de redelijkheid en billijkheid niet in alle gevallen is toegestaan.
Is arbitrage in alle gevallen af te raden? Nee, dat zeker niet. In enkele situaties biedt arbitrage juist uitkomst, met name in bijvoorbeeld internationale
verhoudingen. Internationaal bezien (met name buiten Europa) is een arbitraal vonnis in veel gevallen namelijk gemakkelijker ten uitvoer te leggen dan een vonnis van de overheidsrechter. Omdat het voor steeds meer voorkomt dat franchiseformules niet stoppen bij de landsgrenzen, is arbitrage in sommige gevallen dan toch aan te raden. Indien er gekozen wordt voor arbitrage is het aan te raden om aan te sluiten bij een specifiek arbitrage instituut waarbij een opleiding tot arbiter verplicht is en de kwaliteit – voor zover mogelijk – wordt gewaarborgd.
Ludwig & Van Dam Advocaten adviseert op zeer geregelde basis over geschillenbeslechting, waaronder arbitrage en de inhoud van de uw franchiseovereenkomst. Indien u vragen heeft over onder meer het arbitragebeding neemt u dan gerust contact op.
Mr. M. Munnik – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar munnik@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Seminar mrs. J. Sterk en M. Munnik – Donderdag 2 november 2017: “Belangrijke juridische ontwikkelingen voor franchisegevers”
Advocaten Jeroen Sterk en Maaike Munnik van Ludwig & Van Dam Advocaten praten u bij over de status van en de ontwikkelingen rondom De Nederlandse Franchise Code en de Wet Acquisitiefraude.
Goodwill bij einde franchiseovereenkomst
In een kwestie bij het gerechtshof Amsterdam 26 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3900 (Seal & Go) vorderde een franchisenemer een vergoeding van goodwill (ex artikel 7:308 BW) nadat de
Artikel in Entree: “Ontslag”
Een werknemer ontslaan die niet goed functioneert? De kantonrechter is streng. Als u als werkgever niet kunt aantonen dat u zelf alles heeft gedaan om de persoon beter te laten functioneren, wordt het
Doorbelasting te hoge kostprijs als verborgen franchise fee
Uit een tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10597 (Happy Nurse) blijkt dat de rechtbank zich gebogen heeft over de vraag of de door de franchisegever aan de
Supermarktbrief – 19
Coop schadeplichting wegens wanprestatie jegens franchisenemer
Schadebegroting na onterechte beëindigen franchiseovereenkomst door franchisegever
In een arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2372 (Franchisenemer/Coop) was aan de orde dat supermarktorganisatie Coop afspraken niet nagekomen was, waardoor de franchisenemer