Arbitraal beding van toepassing op franchiseovereenkomst? Misschien toch niet
In franchiseovereenkomsten treft men zo nu en dan een arbitrageclausule aan. In een dergelijke clausule wordt, bij een geschil tussen franchisegever en franchisenemer, afgesproken dat partijen hun geschil voorleggen aan een arbiter in een arbitrageprocedure, in plaats van de gewone rechter. Als een arbitrageclausule in een overeenkomst is opgenomen, is daarmee de gewone rechter in beginsel niet meer bevoegd kennis te nemen van het geschil. In de Nederlandse wetgeving treft men de bepalingen rondom arbitrage aan in artikel 1020 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Een voorwaarde voor de toepassing van arbitrage is dat partijen uitdrukkelijk met elkaar overeenkomen dat zij een eventueel geschil aan arbitrage onderwerpen. Een dergelijke overeenkomst kan ook voorvloeien uit een arbitraal beding in een franchiseovereenkomst (artikel 1020 lid 2 Rv). In beide gevallen dient uit de overeenkomst of het beding wel ondubbelzinnig te blijken dat partijen ook daadwerkelijk met elkaar hebben afgesproken een eventueel geschil aan arbitrage te onderwerpen.
Juist met de formulering van een arbitrageclausule gaat het in de praktijk nog wel eens fout. In een recente arbitrageprocedure tussen franchisegever en franchisenemer achtte de arbiter zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen, aangezien uit het arbitragebeding niet ondubbelzinnig kon worden afgeleid dat partijen zich aan arbitrage hadden verbonden.
Het arbitraal beding luidde – kort gezegd – als volgt. “(…) Alvorens een geschil, voortvloeiende uit deze overeenkomst, dat niet op deze wijze in redelijkheid kan worden opgelost, aan het Nederlands Arbitrage Instituut voor te leggen, kan elk der partijen een dergelijk geschil (..) onderwerpen aan niet-bindende bemiddeling door een onpartijdige bemiddelaar(…)”. De arbiter oordeelde dat uit de arbitrageclausule niet ondubbelzinnig bleek dat partijen zich aan arbitrage hadden onderworpen. Het NAI kent meerdere vormen van alternatieve geschillenbeslechting, waaronder mediation, bindend advies, arbitrage en de zogeheten TGV (Traject Geringe Vorderingen)-procedure. In de bepaling werd niet uitdrukkelijk verwezen naar een arbitrageprocedure. Derhalve oordeelde de arbiter dat de arbitrageclausule niet voldeed aan de vereisen van artikel 1020 Rv, namelijk dat partijen zich bij overeenkomst aan arbitrage hebben verbonden.
Het verdient in dit kader aanbeveling nog eens goed naar uw franchiseovereenkomst te kijken. Is een arbitraal beding opgenomen, dan dient goed gekeken te worden naar de formulering van dit beding. Is er wel ondubbelzinnig afgesproken dat geschillen aan arbitrage zullen worden onderworpen? Franchisegevers die voorts overwegen een arbitraal beding op te nemen in hun franchiseovereenkomst, dienen erop bedacht te zijn dat kleine nuanceverschillen grote gevolgen kunnen hebben. Besteed derhalve aandacht aan een zorgvuldige formulering. Een andere vraag is of arbitrage eigenlijk wel wenselijk is.
Mr D. Uijlenbroek – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar uijlenbroek@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Gedwongen naar een andere franchiseformule op het bestaande vestigingspunt?
Als een franchiseformule ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als deze ingelijfd wordt bij een andere organisatie, dan kan de vraag zijn of de franchisenemer dan ook verplicht is zich te laten inlijven in
Column Franchise+ – 50 procent meer rechtzaken in franchise
Uit de door Ludwig & Van Dam advocaten gepubliceerde Juridische Franchisestatistiek 2018 blijkt dat er toename is van 50% in het aantal uitspraken in rechtszaken dat in 2017 is gedaan ten opzichte van
Het voornemen tot franchisewetgeving nader beschouwd
Op 23 mei jl. informeerde Staatssecretaris, Mona Keijzer, de Tweede Kamer over de op handen zijnde franchisewetgeving. De Nationale Franchise Gids publiceerde daarover al eerder dit bericht.
Consumentenbescherming van toepassing voor franchisenemer
De consument geniet op basis van het Burgerlijk Wetboek een ruime bescherming.
Update franchisewetgeving
Op 23 mei 2018 heeft het kabinet aangegeven een wettelijke regeling voor te bereiden die een kader schept voor vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruc
Op het randje van het exclusieve rayon van een franchisenemer
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4395, over de vraag of een franchisegever net over de rand van het exclusief toegekende beschermingsgebied een filiaal