Als eerste bij de finish: spoedeisend belang bij voornemen franchisenemer tot toetreden schuldsanering?
Onlangs heet de voorzieningenrechten van de rechtbank Rotterdam in kort geding uitgemaakt dat het voornemen van een franchisenemer om een verzoek tot toetreding tot de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen te doen, geen beletsel vormt voor het verkrijgen van een executoriale titel in kort geding. Wel dient sprake te zijn van een voldoende aannemelijk spoedeisend belang, welke hier gelegen was in het feit dat de franchisegever schade zou lopen indien de schuldenaar zou toetreden tot de WSNP, omdat dan slechts een deel van de bestaande vordering zou kunnen worden geïnd en franchisegever deze schade zoveel mogelijk wenste te beperken.
De casus is –kort gezegd- als volgt. Franchisenemer heeft een franchiseovereenkomst met franchisegever gesloten voor de exploitatie van een snoepwarenwinkel te Middelburg. Na enige tijd wordt een tweede vestiging geopend te Vlissingen. In de periode tot 2010 loopt de schuld van franchisenemer bij franchisegever steeds verder op. Uit de jaarcijfers blijkt dat deze schulden ontstaan door enerzijds teruglopende resultaten, in combinatie met steeds verder toenemende privé-opnames uit de onderneming van de franchisenemer. Bij de opening van de tweede winkel te Vlissingen werden de privé-opnames van beide vestigingen nog hoger, terwijl de resultaten uit deze tweede vestiging zelfs negatief bleef. De schuld bij de franchisegever, die tevens goederenleverancier en onderverhuurder was, liep zo hoog op dat franchisegever de franchiserelatie heeft beëindigd. Voorstellen om de resterende schuld door middel van een betalingsregeling af te lossen werden door de franchisenemer afgewezen. Redelijke tegenvoorstellen kwamen niet. Bij het finale voorstel van (de advocaat van) de franchisegever werd door franchisenemer gereageerd met de mededeling de voorkeur te geven aan de schuldsanering.
Franchisegever, die van mening was een gunstigere regeling te hebben geboden dan de schuldsanering biedt en de opeisbaarheid van haar vordering in rook zag opgaan, besloot in kort geding betaling van de hoofdsom te vorderen, om zodoende, in de periode totdat franchisenemer toegelaten zou worden tot de schuldsanering, nog zoveel mogelijk van haar vordering te kunnen innen, met als doel de door het toetreden tot de schuldsanering door de franchisenemer geleden schade zoveel mogelijk te kunnen beperken.
Franchisenemer voerde als verweer dat franchisegever deze situatie over zichzelf af had geroepen, nu franchisenemer gedwongen zou zijn geweest om bepaalde goederen af te nemen, die in de vestigingsplaatsen niet populair waren en franchisenemer gedwongen zou zijn investeringen te doen. Bovendien zou franchisegever te lang hebben gewacht met het voorstellen van een betalingsregeling. Dit liet meer dan een jaar op zich wachten.
De voorzieningenrechter overwoog dat voldoende spoedeisend belang aanwezig is, nu de franchisegever zich inderdaad geconfronteerd zag met een situatie waarin zij niet haar volledige vordering zou kunnen innen, mocht franchisenemer toetreden tot de WSNP. De spoedeisendheid is gelegen in het zo spoedig mogelijk verkrijgen van een executoriale titel, om tot het moment van toetreding van franchisenemer tot de WSNP de te lijden schade zoveel mogelijk te kunnen beperken. Deze overweging wordt voorts onderbouwd door het feit dat franchisenemer wist dat hij een schuld had bij franchisegever, maar dat hij, in de periode tussen het einde van de franchiserelatie en de onderhandelingen over een betalingsregeling, niet is overgegaan tot het aflossen van ook maar een deel van de schuld, terwijl franchisenemer wel andere schudeisers heeft afgelost.
Met betrekking tot het restitutierisico overweegt de voorzieningenrechter dat de vordering weliswaar volledig wordt erkend, doch dat er kennelijk discussie bestaat tussen partijen omtrent het ontstaan ervan, nu franchisenemer verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter overweegt dat het kort geding zich niet leent voor een oordeel over deze kwestie, maar acht het wel opportuun om, vooruitlopend op een uitspraak van de bodemrechter dat franchisegever de door franchisenemer mogelijk geleden schade dient te vergoeden, het voorschot op de vordering enigszins te beperken.
De stelling van franchisegever dat franchisenemer zich schuldig heeft gemaakt aan overconsumptie en derhalve niet voldoet aan de vereiste criteria voor toetreding tot het kort geding, acht de voorzieningenrechter niet voldoende bewezen en is dan ook niet voorshands vast te stellen. Het kort geding zou zich ook niet lenen voor het instellen van nader onderzoek hiernaar, en dit is in de onderhavige kwestie ook niet relevant voor toewijzing van de vordering.
Voor franchisenemers blijkt uit deze uitspraak dat het van belang is te beginnen met het aflossen van in ieder geval een deel van de schulden aan de franchisegever, ondanks het feit dat er nog geen concrete betalingsafspraken zijn gemaakt, als je weet dat er je een schuld hebt bij de franchisegever. Dat je niet kunt voldoen aan de betalingsverplichtingen, is op zichzelf een grond om een schuldsaneringstraject te starten, doch bevrijdt je niet van je betalingsverplichtingen. Betaal in ieder geval zoveel als je budget je toelaat.
Voor franchisegevers is deze uitspraak relevant, nu hieruit blijkt dat, ondanks dat de franchisenemer aangeeft toe te willen treden tot de schuldsanering, toch nog mogelijkheden aanwezig zijn om je schade te beperken. Geef daarom niet zomaar op als iemand aangeeft te willen toetreden tot de WSNP. Uit deze uitspraak blijkt dat je als eerste kunt eindigen bij een race naar de finish.
Mr D. Uijlenbroek – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar uijlenbroek@ludwigvandam.nl
Andere berichten
Gedwongen naar een andere franchiseformule op het bestaande vestigingspunt?
Als een franchiseformule ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als deze ingelijfd wordt bij een andere organisatie, dan kan de vraag zijn of de franchisenemer dan ook verplicht is zich te laten inlijven in
Column Franchise+ – 50 procent meer rechtzaken in franchise
Uit de door Ludwig & Van Dam advocaten gepubliceerde Juridische Franchisestatistiek 2018 blijkt dat er toename is van 50% in het aantal uitspraken in rechtszaken dat in 2017 is gedaan ten opzichte van
Het voornemen tot franchisewetgeving nader beschouwd
Op 23 mei jl. informeerde Staatssecretaris, Mona Keijzer, de Tweede Kamer over de op handen zijnde franchisewetgeving. De Nationale Franchise Gids publiceerde daarover al eerder dit bericht.
Consumentenbescherming van toepassing voor franchisenemer
De consument geniet op basis van het Burgerlijk Wetboek een ruime bescherming.
Update franchisewetgeving
Op 23 mei 2018 heeft het kabinet aangegeven een wettelijke regeling voor te bereiden die een kader schept voor vier deelgebieden van de samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers die cruc
Op het randje van het exclusieve rayon van een franchisenemer
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde op 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4395, over de vraag of een franchisegever net over de rand van het exclusief toegekende beschermingsgebied een filiaal